De compostpleejaren - terugblik op de jaren '90

Onderstaande is overgenomen uit het leerboek milieukunde.
(Achtste druk, hoofdstuk 1: 'ons milieu - een stukje geschiedenis')

Paragraaf zes van dit hoofdstuk is interessant, en gaat over ons: Het Groene Dak.

Het is aan de inspanningen van vereniging "Het Groene Dak' te danken dat destijds, we spreken van 1991, het inmiddels zo bekende wijkje ecologische woningen in de Utrechtse wijk Voordorp tot stand kwam. De initiatiefnemers konden bij het maken van hun plannen voortbouwen op reeds bestaande kennis op het gebied van ecologisch bouwen en wonen uit Duitsland, dat toen voorloper was op dit gebied. Dat neemt niet weg dat het werkelijk revolutionair te noemen was dat zij hun woningen standaard met compost-toiletten uitvoerden. Dat was iets volstrekt nieuws in ons waterrijke landje! Zouden zij zich hebben gerealiseerd welk een enorme ommezwaai zij met dat onderdeel van hun project hebben ontketend?

Die eerste compost-toiletten zijn er niet zomaar gekomen, getuige de vele discussies die er zijn gevoerd. In jaargang 1991 van verenigingsblad "Het Groeiend Dak' neemt de compostplee-discussie (in de exemplaren die ons ter beschikking staan) maar liefst 23% van de ruimte in beslag. Niet altijd even vrolijke verhalen. Niet alleen intern waren er obstakels, ook de politiek moet een harde dobber zijn geweest. Pas in augustus 1992, drie maanden voor de oplevering van het project, lezen wij dat de gemeenteraad van Utrecht met een krappe meerderheid besluit dat de kosten die worden bespaard op het niet aanleggen van riolering ten goede kunnen komen aan het project (deels in directe vorm als subsidie op de toen nog vrij kostbare compost-toiletten en deels via een verlaging van de grondkosten).Wat het bestuur van de provincie Utrecht betreft: het moest tot eind 1996 duren voordat zij na een intensieve lobby en tal van acties door Het Groene Dak, schoorvoetend met een wetsvoorstel kwam waarin compostplee-gebruikers een gedeeltelijke vrijstelling van de zuiveringsheffing konden krijgen. Het milieudenken stond begin jaren '90 nog in de kinderschoenen en de belangstelling voor het milieu was bovendien uit nood geboren (het ene na het andere alarmerende rapport verscheen).

Maar, en dat bood Het Groene Dak een houvast, het stond hoog op de politieke agenda. De argumenten die pleitten vóór de invoering van compost-toiletten konden niet genegeerd worden. En argumenten waren hard nodig om de vele vooroordelen die er leefden rond composttoiletten weg te nemen. Stuk voor stuk zijn ze uiteindelijk allemaal overwonnen.

Een serieus gesprek over wat je met poep en pies doet is natuurlijk sowieso niet gemakkelijk, ook nu nog. Maar het idee de mens te zien als onderdeel van een natuurlijke kringloop was iets dat veel mensen in die tijd beklemden. Blijkbaar bestond er de behoefte de mens te zien als verheven boven de natuur. Als een wezen bevrijd uit zijn of haar zogenaamde 'dierlijke kluisters'. Een typische gedachtegang uit het preveganistische natuur-, dier-, en mensbeeld van die tijd. Het idee dat ergens in huis een grote berg poep lag te rotten was voor velen genoeg zich voorgoed van de discussie af te wenden. Die weerzin werd ook verwoord. Een composttoilet zou stinken, het zou veel extra schoonmaakwerk met zich meebrengen. En: "Je kunt de moderne mens toch niet belasten met de verantwoordelijkheid over zijn eigen uitwerpselen".

Wij kunnen het ons vandaag de dag niet anders voorstellen of die uitspraak moet op een baby van toepassing geweest zijn. In de discussie bleek vooral het zogenaamde 'waterbesparend toilet' een hardnekkige concurrent te zijn. Men realiseerde zich best dat met zo'n type toilet maar één probleem, de verdroging van Nederland, slechts voor een deel werd aangepakt. Die verdroging werd veroorzaakt doordat men in die tijd nog grote hoeveelheden drinkwater gewoon uit de bodem oppompte. Niemand bekommerde zich in het begin om de gevolgen hiervan. Telkens werd er gewezen op het gebruiksgemak dat van de waterbesparende toiletten werd verwacht. Het is begrijpelijk dat dit toilet-systeem het toch heeft moet afleggen tegen het composttoilet. Er was immers niet veel nodig om te begrijpen dat het kleine beetje extra gebruikersgemak in geen verhouding stond met de enorme kosten, het energieverbruik en het vele extra werk dat de aanleg van riolering en zuiveringsinstallaties met zich meebrengt. De doorslag kwam toen in discussies bleek wat voor levenshouding er achter dat zogenaamde gebruikersgemak schuilde. Het was warempel pure gemakzucht, nonchalance! Vele argumenten, gezochte en minder gezochte, waren in die begintijd te horen. Uit latere verenigingskranten, eind jaren '90, is op te maken dat de discussie soms weer flink kon oplaaien. Vaak na de komst van nieuwe bewoners gebeurde dit. Maar uiteindelijk werd het dan toch stil. "Zal het waar zijn, gaan we echt onbevooroordeeld de eenentwintigste eeuw in', verzucht iemand in de krant (november-nummer 1998). "Geen woord schrijf ik meer over die poepdozen. Ze functioneren! Ze zijn perfect! Een compostplee is het ei van Columbus, de oplossing van vele problemen in één, en daarmee basta!!!"

De praktijk sprak voor zichzelf. Iedereen ontdekte al snel dat ze inderdaad niet stinken. Dat het juist dat ouderwetse watercloset was dat zo stonk. En men kwam er achter dat een composttoilet MINDER werk inhield, dat ze gemakkelijker schoon te houden zijn.

Het is grappig om de bijna tuttig aandoende verslagen in de groeiend dak krant uit de begintijd ('93) over de schoonmaak erop na te lezen. Enthousiaste verhalen die regelrecht als materiaal voor een reclamespotje zouden kunnen dienen: "En wat kun je je keukenafval er handig in kwijt. Geen stinkende pedaal-emmers en vuilniszakken meer. En wat is die waterrekening laag!" De kritiek raakte pas echt helemaal uitgestorven na de ondekking dat er slechts twee emmertjes compost per jaar uitgehaald hoefden te worden en dat dat bovendien ook nog eens voor hen gedaan werd.

De Provincie Utrecht bleef nog lange tijd schuchter voor het verschijnsel composttoilet en deed niet veel meer dan het produceren van allerlei rapporten over besmettingsgevaar. In allerijl werd door hen de "regionale quarantaine dienst composttoiletten" opgericht. Aan deze instelling was een ophaaldienst verbonden die op afspraak de compost-toiletten kwam legen. Er bestond de wettelijke verplichting van deze service gebruik te maken. De compost werd opgeslagen in speciale loodsen en mocht voor geen enkel doel dienen.

Nadat onderzoek had uitgewezen dat van besmettingsgevaar geen sprake kon zijn, is de provincie toch nog jarenlang doorgegaan met deze praktijk. Weliswaar onbedoeld, maar deze quarantainedienst is historisch te beschouwen als de voorloper van de vele compostplee-bedrijven die vandaag de dag actief zijn. Was het zo dat de verplichtte regionale ophaaldienst nog een vergoeding vroeg voor het 'in veilige afzondering brengen van materiaal dat een potentieel gevaar voor de volksgezondheid betekend', nu doen de bedrijven het gratis en voor niks en komen ze economisch rond door het verkopen van de uitstekende compost.

Ook de tegenwerking vanuit de rest van het land was niet gering en vaak pure laster. Wie herinnert zich nog het door het toenmalige dagblad 'De Telegraaf' geënsceneerde 'compostplee-schandaal'. De compostplee van de familie Berlee waarin de 'regionale quarantaine dienst', het aan stukken gesneden stoffelijk overschot zou hebben gevonden van hun als vermist opgegeven 1-jarige kind. Bleek achteraf niets van waar te zijn.

 Dat het belang van mensenmest in die tijd nauwelijks begrepen werd is te begrijpen. De kranten stonden immers vol met berichten over mest-overschotten. Er was in die tijd een onvoorstelbaar uitgebreide veestapel in ons land aanwezig. Van veganisme hadden de mensen in die tijd nog nauwelijks gehoord. In heel Utrecht was bijvoorbeeld maar 1 veganistisch restaurant. Dat kunnen wij ons nu nauwelijks meer voorstellen. Dit restaurant was bovendien maar 1 maal per week geopend. Wie had ooit kunnen raden dat met de composttoiletten ook het veganistische gedachtegoed zo snel om zich heen zou grijpen. De verwevenheid met de compostplee geschiedenis is evident. Nu er nauwelijks meer veeteelt is in de Rijndelta zijn de composttoiletten, via de compostbedrijven, dé mestleveranciers voor de biologische land- en tuinbouw. Voor het eerst na een bijna honderdjarige onderbreking is er weer sprake van een werkelijk gesloten kringloop in de landbouw. Het is frappant dat de verbindingen tussen veganisme en het composttoilet destijds binnen Het Groene Dak al werden bediscussieerd. Veel van hun idealen zijn uitgekomen, sommige ook niet. Lees daarover elders meer.

 

Michèl Post

 

Dit artikel heeft medio 1990 gestaan in Het Groeiend Dak, het clubblad van Het Groene Dak. Het Groene Dak is een ecologisch woningbouwproject in Utrecht in de wijk Voordorp. Uiteindelijk waren die composttoiletten een grote sof.