De fabel van CO2-opslag in bossen

De betekenis van de tropische en gematigde wouden voor het milieu en het klimaat is onmiskenbaar groot. Bossen regelen de waterhuishouding op aarde en gaan erosie tegen. Maar de mate waarin een bos kooldioxide vastlegt, valt per saldo tegen. De zogeheten sinks waarover op milieuconferenties in Bonn en Den Haag werd gesproken, bestaan helemaal niet.

In de jaren zestig en zeventig werd een daling van de gemiddelde temperatuur op aarde gemeten. Een verband tussen klimaat en milieu , werd niet gelegd, het bleef bij speculaties over een naderende ijstijd. Milieuproblemen waren de vervuiling van water en lucht. De Londense smog was de voorbode van de verstikkingsdood die we met z'n allen tegemoet gingen. In de straten van Tokio verschenen de eerste 'snuifpalen ' waar voetgangers verse lucht konden happen. De tropisch wouden werden gezien als de grote zuiveraar van onze lucht, de 'longen' van de wereld, hier werd onze zuurstof geproduceerd. 

Over de Londense smog hoor je nu weinig meer, terwijl luchtvervuiling nog steeds bestaat. Maar op dit moment staat het broeikaseffect centraal. Overstromingen worden opgevoerd als bewijs. 
Ook de opvattingen over de functie van het tropisch regenwoud zijn met hun tijd meegegaan: de bossen zouden enorme hoéveelheden kooldioxide (CO
2) opnemen. Zonder grote arealen bos zou het broeikaseffect nog groter zijn. 

Oceanen 
Die veronderstelling blijkt onjuist. Want net als toen in de jaren zestig door bossen per saldo niet meer zuurstof werd afgegeven dan er werd opgenomen, wordt nu per saldo niet meer kooldioxide opgeslagen dan er vrijkomt. Even een lesje biologie. Hout bestaat voor de helft uit koolstof. Tijdens de groei halen bomen dat uit de lucht in de vorm van kooldioxide. Omdat bomen als bouwstof alleen de koolstof (C) nodig hebben, ademen ze de zuurstof (02) uit. Groeiende bomen nemen dus kooldioxide op en geven zuurstof af. Als een boom na lange tijd dood gaat, vergaat het hout. Daarbij komt de opgeslagen koolstof weer terug in de lucht in de vorm van kooldioxide. Bij het rottingsproces is zuurstof nodig en die wordt (door de bacteriën) opgenomen uit de lucht. Aangezien tropische regenwouden volgroeide bossen zijn waar evenveel bomen groeien als afsterven, neemt het bos als geheel geen kooldioxide meer op en produceert het niet langer zuurstof. De zogeheten sinks (opslag van kooldioxide in de vorm van bos) waarover onlangs op rnilieuconferenties in Bonn en Den Haag veel onenigheid was, bestaan dan ook niet. Een gebied slaat alleen kooldioxide op als de koolstof duurzaam kan worden vastgelegd. 
Een voorbeeld van duurzame vastlegging zijn oceanen. Sommige  planktonsoorten vormen harde schildjes van kalk (CaCO3) waarin koolstof zit dat uit kooldioxide wordt gehaald. Als dit plankton sterft, zakt de kalk naar de bodem van de oceaan en hoopt zich daar eeuwig op. Aan dit proces hebben we mergel en marmer te danken. Bij bossen is van zo'n duurzame vastlegging geen sprake. Eenmaal volgroeid houdt de vastlegging immers op. Het kooldioxide blijft vastgelegd zolang het hout niet wordt afgebroken. Bijvoorbeeld wanneer het dienst doet als bouwmateriaal, verpakkingsmateriaal of als grondstof van meubels. Maar zodra dit hout wegrot of verbrandt, komt de koolstof in de vorm van kooldioxide weer vrij. 

Verhouding 
Bossen aanplanten  - als daar al ruimte voor is - en deze nooit meer kappen is dus geen alternatief. Bovendien staat de opnamecapaciteit van bossen niet in verhouding tot de enorme uitstoot van kooldioxide door verbranding van fossiele brandstoffen. 
Even wat getallen om deze verhouding in ons land te schetsen. De totale Nederlandse uitstoot van kooldioxide in 1998 was 178 miljoen ton. In 1 hectare loofbos (bos in gematigd klimaat) zit 180 ton hout (tropisch bos bevat 260 ton). Bij de groei van dat hout is 330 ton kooldioxide uit de lucht gehaald (hout bestaat voor 50 procent uit koolstof en kooldioxide bestaat voor 27 procent uit koolstof). Stel dat we in Nederland al onze landbouwgrond (2 miljoen hectare) zouden beplanten met nieuw bos. Dan zouden we de totale Nederlandse kooldioxide-uitstoot van ruim 3,7 jaar kunnen vastleggen. Eenmalig. Voor vastlegging van de complete kooldioxide-uitstoot van Nederland zou jaarlijks een nieuw bos moeten worden aangelegd van ruim 73 bij 73 kilometer. In ons land staat op dit moment 280 duizend hectare bos. Dat is een stuk van 53 bij 53 kilometer, in hoeveelheid opgeslagen kooldioxide gelijk aan de uitstoot van zes maanden. De totale Nederlandse kooldioxide-uitstoot komt overeen met het elke zes maanden verbranden van al ons bos. Iedere poging om kooldioxide vast te leggen in bos is daarom een druppel op een gloeiende plaat. 

CO2-bom
Een veel gebruikt argument om bossen toch mee te tellen, is dat bossen meer kooldioxide opnemen omdat het kooldioxide-gehalte in de lucht is toegenomen. Dit effect wordt ook wel CO2-bemesting genoemd. Dit is echter een tijdelijk fenomeen. Als het over veertig jaar warmer is op aarde, komt het extra vastgelegde kooldioxide weer vrij. Bomen rotten bij hogere temperaturen namelijk makkelijker weg. De verwachting is dat bossen tegen die tijd als kooldioxidebom zullen functioneren.
Wat wèl een bijdrage kan leveren aan het terugdringen van de kooldioxide-uitstoot, is het verbranden van hout om bijvoorbeeld elektriciteit op te wekken. Daarbij komt natuurlijk ook kooldioxide vrij, maar die was vrij recent opgeslagen door bomen. De kringloop is hier korter dan bij verbranding van fossiele brandstoffen, waar in een klap een enorme hoeveelheid kooldioxide vrijkomt die nooit zo snel kan worden vastgelegd. Bij de verbranding van biomassa weet je zeker dat de uitstoot van kooldioxide gelijke tred houdt met de vastlegging. 
Voor energiebedrijven is dit een reden om over te stappen op biomassa in plaats van fossiele brandstoffen. De bedrijven overwegen zelfs om biomassa te importeren, terwijl deze misschien toch beter in het land van herkomst in energie kan worden omgezet. Ook wordt gedacht aan het verbranden van bijvoorbeeld kippenmest.  Een echte oplossing vormt de verbranding van biomassa niet. De hoeveelheid biomassa die jaarlijks beschikbaar zou zijn, is uiterst klein vergeleken met de hoeveelheid energie die we willen opwekken.
Bij wind- en zonne-energie spelen al deze problemen niet. Het zijn oneindige energiebronnen en er komt geen kooldioxide vrij. 


Michèl Post

 

Dit artikel verscheen in het tijdschrift van De Kleine Aarde
Herfstnummer 2001 - nummer 118 - bladzijde 20 - 21