Ideeën over een anarchistische economie

Inleiding
De aanleiding voor dit artikel is geweest een bijeenkomst in Appelscha op het anarchistische 'kampeerterrein tot vrijheidsbezinning' in het weekend van 18 en 19 september 1993. Thema: uitkeringenstrijd en de opbouw van een eigen economie. Dit stuk is niet bedoeld als verslag van het weekend en de inhoud is bovendien geheel op eigen titel. Tegen de verwachting van enkelen bleek de discussie eigenlijk nauwelijks te gaan over hoe de strijd tegen de afbraak van de bijstandsuitkeringen op te nemen. Het gros van de ongeveer 40 aanwezigen bleek geïnteresseerd in hoe een alternatief voor de uitkerings-economie er uit zou kunnen zien, en hoe iets dergelijks - een anarchistische economie - tot stand zou kunnen worden gebracht.

Gedachten over sociale uitkeringen
Dat de nadruk op het creëren van een alternatief lag wil overigens niet zeggen dat er ook maar één persoon was met principiële bezwaren tegen het ontvangen bij een uitkering.
Sommigen beschouwen hun uitkering eenvoudigweg als een subsidie om te kunnen werken aan een anarchistische samenleving (mens-, dier-, en milieuvriendelijk). Binnen gevestigde linkse organisaties (waar naast onmisbaar veel vrijwilligerswerk een aantal betaalde banen zijn) is voor hen geen plaats omdat deze vaak gematigde standpunten innemen.
Anderen zien hun uitkering als een afkoopsom: dat de overheid sociale uitkeringen niet allang heeft afgeschaft komt omdat men denkt dat mensen zich wel rustig houden en niet in verzet komen zolang je maar in hun levensonderhoud voorziet. Niet dat zij zich aan dit door de overheid gewenste gedrag houden overigens.
Ook was er het idee van uitkeringen als smartengeld. Mensen die weigeren hun anarchisme, feminisme, seksuele geaardheid, e.d. overboord te zetten worden op de werkvloer immers maar al te vaak weggepest.
Tenslotte is er nog het idee van een uitkering als boycot: de weigering mee te doen aan o.a. vervuilende productie en het jezelf voegen in hiërarchische structuren, en de weigering om als loonslaaf voor anderen meerwaarde te creëren wanneer met dat geld onanarchistische en/of milieuverpestende activiteiten worden gefinancierd. De bewuste keuze om te leven van een uitkering is tegelijk ook de keuze voor "consuminderen".

Deze zienswijzen maken duidelijk waarom de meeste links-radicalen (inclusief ikzelf) zich het tegendeel van schuldig voelen met een uitkering. Waar het om draait is in eerste instantie wat je doet, pas op de tweede plaats komt de vraag waar het geld vandaan komt. Het is onterecht dat op mensen met betaald werk veel minder druk wordt uitgeoefend om zich te verantwoorden voor de dingen die ze doen, dan op mensen met een uitkering.

Ondanks het feit dat er dankbaar gebruik gemaakt wordt van uitkeringen, is iedereen zich er tegelijkertijd van bewust dat de toestand niet ideaal is. De situatie lijkt zelfs paradoxaal: onze inspanningen zijn voor een groot deel gericht tegen de instellingen die het mogelijk maken dat er uitkeringen zijn. Dat die tegenstrijdigheid er bij nader inzien niet is blijkt pas wanneer je je realiseert dat het dezelfde instellingen zijn die het opbouwen van een niet op uitbuiting gerichte economie frustreren. Uitkeringen zijn daarom een verantwoord en bruikbaar hulpmiddel bij het opzetten van een anarchistische economie. Bovenstaande verklaart ook dat áls er in Appelscha al animo was voor uitkeringsstrijd, die er niet een zou zijn voor guldens maar voor erkenning van de manier waarop wij onze dagen vullen.

Een anarchistische economie
Een anarchistische economie laat zich eenvoudig beschrijven als een vrijwillige samenwerking tussen mensen, die wel de voordelen maar niet de nadelen van de huidige economie met zich meebrengt. De meest vergaande variant is wat wel de kadootjes-economie wordt genoemd. In de kadootjes-economie is schaarste niet langer het motief van economisch handelen. Mensen zetten zich om sociale redenen in voor een anarchistische mens-, dier-, en milieuvriendelijke samenleving. De activiteiten en voortbrengselen die daar het gevolg van zijn doen de schaarste uit het zicht verdwijnen.
Zo geheel anders is het in de op uitbuiting gerichte kapitalistische economie waar schaarste eerder (met opzet) in stand wordt gehouden dan dat het wordt overwonnen. Het egoïsme van de één veroorzaakt een surplus aan schaarste voor de ander. Schaarste wordt de realiteit en het noodgedwongen motief voor economisch handelen van velen.
In de kadootjes-economie wordt dat geproduceerd waarvan in de praktijk blijkt dat het nodig is, en mensen stemmen hun consumptie af op wat er in een mens-, dier, en milieuvriendelijke economie aan mogelijkheden zijn. Ruilmiddelen als geld of een debet/credit administratie zijn daarom niet nodig. Dat klinkt eenvoudig en dat is het volgens mij ook.

Binnen de kring van vertrouwden (vrienden, bekenden, binnen gezinnen) is er vaak al sprake van kadootjes-economie. Mensen doen dingen voor elkaar omdat ze elkaar willen helpen, niet om er zelf beter van te worden. De cruciale vraag is nu hoe de kring van vertrouwden kan worden overstegen zodat kadootjes de hele wereld rond kunnen. Anders gezegd: aan welke voorwaarden moet worden voldaan wil bijvoorbeeld een fabriek van willekeurig welk nuttig product blijven produceren voor onbekenden? Ook hier denk ik echter weer aan vertrouwen. Niet zomaar vertrouwen op goed geluk, maar vertrouwen dat inhoud krijgt in het streven naar gezamenlijke uitgangspunten. Dat kan door niet alleen aan spullen maken te doen maar ook aan filosofie. Anarchistische ideeën over een mens-, dier- en milieuvriendelijke wereld kunnen de wereld over zonder het risico dat je met lege handen komt te zitten. Wanneer je weet dat iedereen na verloop van tijd hetzelfde verstaat onder anarchisme en onder mens-, dier- en milieu-vriendelijk kunnen ook spullen de wereld over (zonder risico dat je met lege handen komt te zitten).

Gezamenlijkheid op het gebied van de uitgangspunten brengt met zich mee dat het economische van een technisch/organisatorisch vraagstuk verwordt tot een levensvraagstuk. Het kan niet vaak genoeg worden gezegd: algemene uitgangpunten gaan aan iedere technische benadering vooraf. Als er 6 appels zijn en je wilt er allebei 4 dan kun je driftig blijven plannen en rekenen, maar je komt er niet uit. Ik denk overigens dat veel van de huidige technische/organisatorische kennis over de economie in een kadootjes-economie onbruikbaar is, of op z’n minst grondig omgewerkt moet worden. Een van de vele taken die voor anarchisten in het verschiet liggen.

Infrastructuur
Op de bijeenkomst in Appelscha was iedereen het er over eens dat bij een anarchistische economie uiteraard past dat je verregaand met elkaar probeert samen te werken. In dat verband viel het woord netwerk. Dat kan samenwerking zijn tussen individuen, tussen groepen, tussen bedrijven, en noem maar op. Daarnaast lag echter de vraag op tafel of er behoefte was aan een infrastructuur. Omdat het woord infrastructuur doet denken aan zaken als verkeerswegen, kanalen, havens en spoorwegen, werd ook wel gesproken van een netwerk-plus. Waar ik het over wil hebben is de vraag of er naast vormen van directe samenwerking, ook activiteiten, organisaties, voorzieningen, of wat dan ook, in het leven kunnen worden geroepen die, doordat ze het tijdelijke en individuele overstijgen, nog iets kunnen toevoegen dat bevorderlijk is voor een anarchistische economie. Ik noem die dingen in dit stuk gemakshalve nog maar even infrastructuur. In Appelscha werd naar mijn mening duidelijk dat de behoeftes voor iets dergelijks voornamelijk op het informatieve vlak liggen (wegen, tunnels en viaducten zijn er immers alleen maar teveel). Er is behoefte aan theorievorming, gedetailleerde praktische kennis en informatie.

Een stukje geschiedenis
De redenen dat het naar mijn mening aan bovengenoemde theorieën, praktische kennis en informatie nog veelal ontbreekt zijn eenvoudig te geven. Ten eerste is het in Nederland als gevolg van het bestaan van uitkeringen vanaf de tweede wereldoorlog geen noodzaak geweest ernst te maken met een anarchistische economie. Ten tweede is de energie grotendeels gaan zitten in de strijd tegen het ongewenste. Anti-kernenergie, antimilitarisme, antifascisme, antifascisme, antiseksisme en anti-huizenbezitterigheid zijn hier voorbeelden van (op die gebieden is inmiddels overigens een aardige 'infrastructuur' opgebouwd). De pogingen die er geweest zijn om het alternatief, datgene waar we vóór zijn, onder woorden te brengen hadden overwegend als functie de 'strijd-tegen' te ondersteunen. Voor dat doel was het genoeg om alleen globaal een richting aan te geven. Soms voor gebruik naar buiten, maar vooral ook om zelf kracht uit te kunnen putten. Gevolg van dit alles is dat het anarchistisch gedachte- en informatiegoed dat ons op dit moment ter beschikking staat, en voor zover dat gaat over wat je wel wilt, weinig de diepte ingaat. Er zijn overigens wel uitzonderingen, ik denk onder andere aan de uitgaven van Atalanta, maar om een of andere reden zijn die ideeën nog geen gemeengoed.

Het inlopen van de achterstand
Waar ik voor wil pleiten is een georganiseerde poging de theorievorming over een anarchistische economie verder te brengen, kennis en informatie te verzamelen en deze toegankelijk te maken. Heel erg moeilijk hoeft dat niet te zijn, het wiel hoeft namelijk op lang niet alle punten opnieuw te worden uitgevonden. Vaak is het alleen een kwestie van vertalen: van een buitenlandse taal en een buitenlandse context naar de Nederlandse, van een marxistisch naar een anarchistisch perspectief, van oude anarchistische praktijken naar de tijd van nu, van reeds bestaande anarchistische praktijken naar de meer ideale, van de mensen die je kent naar mensen die je nog niet kent, van je eigen wensen en voorkeuren naar die van anderen. Op veel gebieden zullen echter ook wel nieuwe dingen moeten worden bedacht.

Ik wil voorstellen bovenstaande taak structureel aan te pakken, en daarmee bedoel ik: wat betreft de inhoud diepgravendheid na te streven; wat betreft de organisatie continuïteit en collectiviteit na te streven (drie dingen die volgens mij in elkaars verlengde liggen). Wanneer dat lukt is de zogenaamde infrastructuur waar ik het eerder over had naar mijn mening een feit.

De rest van dit artikel is bedoeld om een idee te geven hoe een georganiseerde aanpak van bovengenoemde taak er uit zou kunnen zien. Niet als concreet voorstel maar om het denken erover te stimuleren. Denk overigens niet dat ik in dit stuk uit ben op het inruilen van het 'politiek anarchisme' voor het 'economisch anarchisme'. Ik kan die twee om verschillende redenen niet los van elkaar zien. Ten eerste vind ik het politieke voorwaarden scheppend. Ten tweede maakt de totstandkoming van een anarchistische economie ('het reëel bestaand anarchisme') het anarchisme in z’n totaliteit tastbaarder, en dat kan de (politieke) uitstraling alleen maar ten goede komen. Ten derde drijven het politieke en het economische grotendeels op dezelfde vaardigheden.

Taakverdeling
Het op de politieke praktijk gerichte deel van de anarchistische beweging is niet één geheel maar veelal opgebouwd uit collectieven die zich ieder op hun eigen onderwerp richten. Dat is waarschijnlijk niet toevallig zo ontstaan, maar heeft te maken met de noodzaak keuzes te maken puur omwille van tijd en omwille van de gewenste diepgang. En vanuit het persoonlijke geredeneerd: opsplitsing beantwoordt waarschijnlijk ook beter aan individuele voorkeuren en (gewilde!) capaciteiten. Meer keuzemogelijkheden en diepgang maken kortom dat meer mensen kunnen deelnemen en zich betrokken voelen.

Bij het niet op de politieke praktijk gerichte deel van de anarchistische beweging, het deel dat zich meer bezighoudt met hoe de anarchistische utopie eruit zou kunnen zien en/of hoe deze zou kunnen worden bereikt, ik noem dat deel hier gemakshalve maar even het economisch anarchisme, bij dat deel heeft bovengenoemde uitsplitsing in collectieven tot nu toe nog niet, of in veel minder mate plaatsgevonden. We bevinden ons naar mijn mening nog in het stadium van het globale beeld van het anarchistisch alternatief. Voor het produceren daarvan voldoet organisatorisch gezien bij wijze van spreken ieder kringgesprek, en ik zal niet ontkennen dat zo’n niet opgesplitste groep te allen tijde om vele redenen zeer nuttig en belangrijk zal blijven. Om een paar redenen te noemen: drempelverlaging, spontaniteit, dwarsverbindingen, overzicht, enzovoort. Is je doel echter om de utopie, of het 'economisch anarchisme' zoals ik het hier nu even noem, ook abstract-theoretisch, praktisch-theoretisch, en praktisch-organisatorisch te verdiepen, dan vraagt dat naar mijn mening duidelijk om een andere opzet. De inhoudelijke en persoonlijke voordelen van die andere opzet heb ik reeds genoemd.

Ik krijg soms de indruk dat mensen willen vasthouden aan een vorm van ongedeeldheid. De enige goede reden die ik daarvoor kan bedenken is dat het draagvlak voor het werken aan een anarchistische economie nog niet groot genoeg is. Wanneer het draagvlak groter wordt, is bijtijds opdelen volgens mij echter niet alleen handig, maar ook het meest anarchistisch. Ik heb al gezegd dat bij opdelen individuele verschillen beter tot hun recht kunnen komen. Dat betekent ook dat niet opdelen de kans vergroot dat meer mensen afhaken/buiten de boot vallen. Alleen een minderheid zal zich in een ongedeelde structuur in zijn of haar element voelen. In het ergste geval leidt het niet opsplitsen tot onbedoeld centralisme.

Opdelen
Bij opdelen denk ik in eerste instantie aan een tweedeling met aan de ene kant filosofisch theorievorming, en aan de andere kant meer op de praktijk gerichte activiteiten. Voor de ontwikkeling van het filosofisch is in Appelscha reeds het idee van een denktank ontstaan. Voor het uitwerken van en informeren over meer praktische zaken stel ik me tal van anarchistische werkgroepen of zelfs collectief georganiseerde bureaus of informatiecentra voor, die elk een onderwerp voor hun rekening nemen. Zij leveren de vertaalslag van het algemene naar het concrete. In dit artikel noem ik dergelijke bureaus AXB's. A staat voor anarchistisch, B staat voor bureau, en X staat voor het betreffende onderwerp. Ik kan me voorts twee soorten AXB's voorstellen, algemene AXB’s (die zich bezig houden met bijvoorbeeld het economische, het juridische, het organisatorische, het milieu, of de derde wereld) en toegespitste AXB’s rond een bepaalde goed, groep van goederen, of specifieke bedrijvigheid (bijvoorbeeld papier, houtproducten, landbouw, enzovoort).

Denktanks (A*B)
Hierin zouden mensen moeten zitten die zin hebben zich in de meest brede zin bezig te houden met vragen als: Wat is anarchisme? Wat is er minstens nodig voor een anarchistische samenleving? Wat wordt er bedoeld als je zegt mens-, dier-, en milieuvriendelijk? Het kan op zich bevorderlijk zijn als er mensen in zitten die een bepaalde specialisatie op praktisch gebied hebben. Maar wat mij heel belangrijk lijkt is dat zij zich niet laten verleiden tot het maken van praktisch-technische modellen van een anarchistische economie/samenleving (zoals dat bij de Bolo-Bolo utopie bijvoorbeeld deels wel het geval is). Denktanks moeten naar mijn mening überhaupt niet gericht zijn op het produceren van kant en klare antwoorden. Het doel is veeleer het denken zelf verder te helpen. Een anarchistische maatschappij functioneert immers alleen als iedereen in staat is zelfstandig na te denken en op iedere plek verantwoorde/doordachte beslissingen te kunnen nemen.

Het verschijnsel AXB
In A-iks-bees kunnen zoals gezegd mensen aan de slag die zin hebben om de vertaalslag te maken van het algemene naar het bijzondere. Dat wil zeggen: zoeken naar praktijken die passen bij anarchistische uitgangspunten. Toch denk ik dat iedere AXB, net als de denktanks, ook op hun eigen onderwerp zullen moeten beginnen met het stellen van algemene vragen. Ik zal hieronder voorbeelden geven van AXB’s op economisch, organisatorisch, juridisch en derde wereld gebied. Merk op dat de eerste twee zich gezien hun onderwerp volledig kunnen richten op het anarchistisch alternatief, en dat de laatste twee zich bezig houden met overgangsstrategieën. In een anarchistische economie zijn wetten in de vorm zoals we die nu kennen er immers niet meer, en zal ook de derde wereld geen onderwerp meer zijn.

Ik neem om te beginnen een algemeen AXB als het AEB, het anarchistisch-economisch-bureau. Zij beginnen niet gelijk met het uitwerken/inventariseren van praktische modellen, maar vragen zich eerst af welke goederenhuishoudingen stroken met anarchistische wensen op sociaal, persoonlijk en milieugebied. En of (en zo ja, in hoeverre) er zinnige economische uitspraken kunnen worden gedaan over goederenhuishoudingen zonder de andere gebieden (bijvoorbeeld het sociale of het milieugebied) daarin te betrekken (iets waarvan de gangbare economische wetenschap in ieder geval pretendeert dat het kan). Pas met die vragen in het hoofd (en de eventuele antwoorden erop) heeft het volgens mij zin om de aandacht meer naar het praktische te verleggen. Dat wil in hun geval bijvoorbeeld zeggen een begin te maken met een uitgebreide inventarisatie van anarchistische goederenhuishoudingen zoals die vroeger, nu, hier en in het buitenland (hebben) bestaan. Verder zouden ze kunnen proberen een antwoord te vinden op een technische vraag die mij persoonlijk nogal bezighoudt: op welke manieren kunnen productie en consumptie in een kadootjes-economie op elkaar worden afgestemd? Ik vermoed dat die vraag neerkomt op hoe geld en macht kunnen worden vervangen door (andere vormen van) communicatie. Ook lijkt het me iets voor een AEB om met suggesties te komen voor het opbouwen van netwerken tussen bedrijven; te laten zien hoe je in bestaande netwerken op een slimme manier knelpunten en witte plekken op kunt sporen.

Een AXB op organisatorisch gebied (AOB) houdt zich onder andere bezig met hoe samenwerking en besluitvorming verlopen. Bijvoorbeeld met consensusmodellen. Met de schaal waarop consensus mogelijk/werkbaar is. Hoe werkt consensus in organisaties met instroom van nieuwe mensen? Hoe verhoudt consensus zich tot spontane actie? Waar ligt het fundamentele verschil en/of de overlap tussen consensus op grote schaal en planeconomie? Hoe voorkom je dat consensus verwordt tot vetorecht. Een AOB houdt zich (in mijn fantasie) ook bezig met conflicten, met overlegstructuren, en met bijvoorbeeld informatie-overdracht en de belangrijke rol die dit laatste kan spelen in het voorkomen van eventuele machtsvorming.

Waar houdt een algemeen AXB op juridisch gebied (AJB) zich mee bezig? Ook daar begint het natuurlijk weer met algemene vragen. Bijvoorbeeld met de vraag hoe het bestaan van wetten zich tot het anarchisme verhoudt. Of bijvoorbeeld de vraag op welke manier het idee van een wet anders is dan zoiets als gewoonte, afspraak, en consensus. Zijn er vanuit anarchisme gezien fundamentele verschillen tussen die twee of moet het verschil meer verklaard worden uit schaal-, plaats-, en tijdseffecten? Meer op de praktijk gericht zou een inventarisatie en toetsing van de wetten op anarchistische principes niet weg zijn. Wetten zijn op zichzelf niet anarchistisch, en daarom zal een flink deel van de energie van AJB's in de praktijk waarschijnlijk opgeslorpt worden door het met zoveel mogelijk succes door de rechtsstaat loodsen van anarchistische praktijken.

Een AXB dat zich bezig houdt met de verhouding tot de derde wereld buigt zich bijvoorbeeld over de vraag hoe een anarchistische economie kan bijdragen aan het opheffen van de verschillen tussen rijk en arm. Er vanuit gaande dat inkomensverschillen tussen mensen die feitelijk in dezelfde economie zitten onacceptabel zijn, moet het mogelijk zijn een prijs te berekenen die daar een welvaart garandeert die gelijk is aan wat er binnen de anarchistische economie hier mogelijk is. Ook zouden deze AXB’s kunnen onderzoeken welke productieprocessen die naar de derde wereld zijn verplaatst beter maar weer terug kunnen komen (en vice versa), en wat vanuit anarchistisch perspectief gezien hiervan de gevolgen zijn.

Naast algemene AXB’s zijn er AXB’s die hun activiteit toespitsen op een bepaald product of bedrijvigheid. Waar zij zich wat betreft het algemene mee bezig zouden kunnen houden is omschrijven wat de kenmerken zijn van een anarchistisch bedrijf of anarchistische bedrijfstak. Het is niet verwonderlijk dat veel elementen uit het voorafgaande in die omschrijving zullen terugkeren.

In het praktische vlak kunnen zij voor het betreffende vakgebied een stimulerende rol spelen door het verzamelen en beschikbaar stellen van informatie, het bevorderen van samenwerking, en het tot stand brengen van contacten. Taken die in de huidige economie op niet anarchistische wijze voor een deel worden uitgevoerd door instellingen als de kamer van koophandel, productschappen, keuringsdiensten, en research-instellingen. Een belangrijke taak van toegespitste AXB’s lijkt mij ook er voor te zorgen dat zoveel mogelijk producten en diensten binnen het anarchistische circuit komen en blijven. Op dit moment is de anarchistische economie nog verre van autonoom. Wie een anarchistisch bedrijf wil beginnen is genoodzaakt met minstens één been in de gangbare economie te blijven staan. Voor veruit de meeste producten en diensten moet nog een beroep gedaan worden op de gangbare economie. Dat heeft onder andere tot gevolg dat het meeste kapitaal weglekt en besteed wordt aan onanarchistische zaken zoals bijvoorbeeld het leger, maar ook aan buitensporig hoge privé-inkomens. Toegespitste AXB’s kunnen er werkelijk tot in het oneindige, in alle mogelijke gedaantes zijn. Voorbeelden: Op het gebied van de handel in papier (APB) en het vervaardigen van drukwerk (ADB) is veel meer samenwerking mogelijk dan nu het geval is. Er zullen AXB’s nodig zijn die geheel nieuwe sectoren gaan open leggen. Denk bijvoorbeeld maar eens aan anarchistische tandheelkunde, anarchistische contactlenzen, anarchistisch openbaar vervoer, en anarchistisch ondergoed. Wanneer komt de eerste anarchistische variant van de Groene Gids uit?

 

Michèl Post

 

Dit artikel verscheen eerder in het tijdschrift van de Vakgroep Utrecht en in Buiten de Orde - oktober 1993 (eerder geweigerd bij Lekker Fris)