Ik wil (geen vrede) meer

Eenmaal veilig en wel op de snelweg na de bunkeractie in Katwijk en Noordwijk kwam de ontlading van wekenlang gedisciplineerd bezig zijn. We waren uitgelaten, we zongen, en … eventjes voelden we ons helemaal één met elkaar. Wat een heerlijk gevoel. En ik heb dat vaker meegemaakt. Ik moet denken aan hoe ik en een andere jongen op elkaars rug sprongen en gearmd over straat liepen in de overwinningsroes na de M.I.B.O.-aktie in Numansdorp. Of aan hoe we onverwachts maar vanzelfsprekend bij elkaar op schoot zaten vol spanning en angst vlak voor een antiracistische actie bij het emigratie kantoor voor Zuid-Afrika [waar hij en anderen een deel van de historische bibliotheek in de gracht lieten verdwijnen]. Ook van minder enge of gecompliceerde acties ken ik deze emotie. Bij grote rellen bijvoorbeeld, als we met woeste kreten, beladen met stenen, de M.E. terug jagen de busjes in. Ik zie deze gevoelens als beginnetjes. Als het begin van intimiteit met mannen.

Maar ik weet dat ik die ervaring met mannen alleen maar durf te delen aan het front en het directe leven daar omheen. Je vindt elkaar daar in dingen die buiten jezelf liggen. In het vuur van de strijd tegen racisme, seksisme, fascisme en militarisme. In het achterland van de strijd slaag ik er niet in om intimiteiten met mannen vorm te geven. Op niveaus die los staan van de strijd, bijvoorbeeld in de seksualiteitsbeleving, bij het slapen, eten, vakantie, in de liefde, of misschien zelfs bij het je lopen vervelen of maar wat rondslenteren. Zijn wij mannen vergeten wat buitenspelen is? Waarom lukt het me met vrouwen wel? Wij kunnen het (anti)front niet loslaten, ook niet in onze kop. We blijven het naar elkaar toe reproduceren. In hoe we praten, in alles wat we met elkaar doen.

De motivatie om in actiegroepen te gaan zitten was voor mij vooral gelegen in het verlangen naar gezamenlijkheid. De politieke motivatie, hoewel onmisbaar en niet onbelangrijk, kwam op de tweede plaats. Bij de herkraak van Singel 114 was het overigens pure woede die mij in beweging zette. Ik was zeer ontsteld over de plotselinge, illegale en brute ontruiming die bureau Warmoesstraat had ondernomen. Ook al woonde ik niet in het pand, ik had toch het gevoel zelf van m'n bed gelicht te zijn. Ik vond dat we de plicht hadden het pand terug te nemen. Toen we de vijand uit het pand geslagen hadden, had ik alweer dat lekkere gevoel van gezamenlijkheid, het voelde heel intiem. Tegelijk was er echter een ander gevoel dat veel langer bleef hangen. Dat gevoel bracht me aan het twijfelen, ik dacht: dit is puur militarisme. Onze overmacht was groot, ons succes was verzekerd. Opnieuw realiseerde ik me dat ik voor m'n gevoelens van intimiteit met mannen afhankelijk ben van de strijd. Dat mijn mannelijkheid niet fundamenteel anders functioneert dan dat van echte militairen.

Ik vind dat alles waar wij ons tegen verzetten één grote gemeenschappelijke noemer heeft: het is allemaal patriarchaal. Of het nu om racisme, seksisme, fascisme, kapitalisme, of militarisme gaat. Het is het patriarchale in onze samenleving dat van rassenverschillen racisme maakt in plaats van een feest. Het is het patriarchale in onze cultuur dat met techniek een technocratie in stand houd in plaats van techniek inzetten voor vooruitgang en bevrijding. Het is het patriarchale dat het intellect slechts inzet voor het scheppen van verwarring en afstand in plaats van voor het bereiken van inzicht en begrip voor iedereen. Het patriarchale maakt van klassentegenstellingen fascisme in plaats van arbeidersstrijd. Uit de verschillen tussen mannen en vrouwen sleept het patriarchale een legitimatie voor discriminatie in plaats van een uitdaging tot intergratie van mannelijkheid en vrouwelijkheid. Het patriarchale is telkens uit op het creëren van fronten. Ook in het imperialisme van onze cultuur zie je dat telkens opnieuw zoeken naar (oorlogs)fronten.

Het patriarchale is iets dat ik als man zelf kan voelen, het komt in veel van m'n gedragingen terug, en daarom vormt het patriarchale voor mij de verbinding tussen politieke strijd en mijn persoonlijke leven. Kennis over hoe het patriarchale zich in onze cultuur manifesteert wil ik centraal stellen in mijn strijd voor een betere wereld. Daarom kan ik niet meedraaien in een beweging waarbinnen de discussie over het mannelijk functioneren een ondergeschoven kindje blijft. Ik wil niet op m'n patriarchale vijanden lijken, ik wil fundamenteel van ze verschillen. Veel mannen zullen misschien zeggen dat ze dit verhaal al vaker hebben gehoord. Toch moet er wat mee gebeuren, want ondertussen zoeken we bij elkaar nog steeds niet wat we bij vrouwen al gevonden hebben.

Ik spreek de hoop uit dat onze strijd, ons "uitlachen", onze woede, straks zal opstaan uit wat wij als mannen met elkaar aan intimiteiten en vriendschappen hebben. Tot nu toe komen we echter niet veel verder dan het reproduceren van de strijd in de omgang met elkaar (en met vrouwen). Maar als het ons lukt de bestaande orde om te draaien komt dat wat wij met elkaar hebben centraal te staan. De betekenis van de woorden productie en reproductie zal dan worden omgekeerd. Een moeder voldoet voor een zuigeling aan alle levenvoorwaarden. Analoog daarin kunnen volwassen mensen elkaar in liefdevolle en vriendschappelijke relaties de belangrijkste dingen geven die voor het leven nodig zijn: liefde, steun, verzorging. Eigenlijk zijn dat de zaken die je "productie" zou moeten noemen. Het is patriarchaal, vind ik, om ons geploeter in de landbouw, de industrie, en in onze "strijd" productie te noemen. Die dingen zouden "reproductie" moeten heten. Het zijn immers allereerst de menselijke verhoudingen in de persoonlijke sfeer die de voorwaarden scheppen voor welke verdere economische of maatschappelijke activiteit dan ook, of het succes daarvan. Wat in het marxisme "productie" heet, moet worden gezien als de "reproductie" van wat we (in het persoonlijke vlak) met elkaar hebben. Ook voor onze strijd zou dat moeten gelden: deze zou de "reproductie" moeten zijn van wat we met elkaar "produceren" aan opbouwende, stimulerende, liefdevolle en intieme verhoudingen. De rest is lucht. Net als in het marxisme blijft de "productie" centraal staan, alleen is die productie nu het "produceren" van intimiteiten op andere niveaus dan de strijd. Precies datgene waar wij ons bij vrouwen al zo lang in hebben geoefend. Of voor niet feministische mannen: wat ze tot nu toe steeds aan vrouwen hebben overgelaten.

Wat hebben mannen in die zin eigelijk weinig met elkaar te reproduceren. Wij mannen in de beweging, wat wij produceren naast de strijd is niet meer dan …vrede. Vrede als metafoor van de leegte, de lucht, het grote niets. Onze strijd is slechts die voor de 'vrede', want we eisen: "Weg met het racisme, weg met het fascisme, weg met het seksisme en weg met het militarisme". We zeggen: "Geen man, geen vrouw, geen cent voor het leger". We zijn tegen cityvorming en tegen heronderzoeken van de sociale dienst. Nergens kleuren we die vrede in, want we zijn alleen maar tegen. We zijn weliswaar vóór anarchie, socialisme of communisme. Maar ook dat is allemaal 'vrede'. En we zijn voor directe acties. Maar daarmee zijn we weer terug aan het front. Wij mannen hebben zo weinig met elkaar dat onze eisen niet verder komen dan vrede.

Ik vind dat Schulz [Minister van Buitenlandse Zaken van de USA] en Cromiko [Minister van Buitenlandse Zaken van de toenmalige Sovjet Unie] maar afstandelijk met elkaar omgaan. Ze praten over bewapening of ontwapening, maar wat maakt het eigenlijk uit. Wat ze daarmee in uiterste instantie slechts kunnen bereiken is ... vrede. Wat lijkt die vrede verdacht veel op hoe ik met jongens omga. Vrede is hol en het maakt me achterdochtig. Maar terug wil ik niet. Niet terug naar het naar het (anti)front. Ook het I.K.V. mobiliseert mensen op vrede. Op de stilstand van vrede, op het afstandelijk met elkaar omgaan, wat vrede is.

Wij krakers, Onkruiters, enz, gaan gelukkig al iets verder dan vrede. Wij zijn geen keurig getrouwde mannen voor wie strijd slechts werk is. Wij kiezen voor de intimiteit van directe en heimelijke acties, we verbreden het front door er tentenkampen op te slaan. We sluiten ons bij acties groepsgewijs op in militaire bunkers of in de gebouwen van de sociale dienst of het grondbedrijf. Daarmee komt de intimiteit al een fractie los van het front. Maar op niveaus verder van het front af lukt het ons heteromannen beter met vrouwen

In onze kringen zijn ook vrouwen volop aanwezig aan het anti-front. We willen beslist dat ze erbij zijn. We doen vrouwvriendelijk(???). Soms discrimineren we ze positief. Met hen erbij is de strijd immers niet meer patriarchaal. Lange tijd voelde het zo. Aan het front stonden we voor het eerst zij aan zij met vrouwen. Er was 'gelijkheid'. Die situatie was voor mij ooit de basis waarop ik me voor het eerst durfde te verlaten op intimiteit met vrouwen, ook ietsjes los van het front. Want wat was het allemaal veel gemakkelijker nu vrouwen meededen aan de dingen waarin ik me zeker voelde en waarin ik houvast had. De strijd, het 'keten', nu voor het eerst ook samen met vrouwen. Voor het eerst wekte de intimiteit met een vrouw niet meer het angstige gevoel van isolement, van verzwolgen worden en van gewichtsloosheid. De kraakbeweging en aanverwante strijdtonelen hebben voor mij lange tijd gefungeerd als een alternatieve markt voor 'gelijkwaardige' relaties. Maar het waren dus alleen vrouwen met wie ik de intimiteit verder durfde uit te bouwen naar de regionen van de seksualiteit, de vakantie, het buitenspelen en zelfs de discussie. Allemaal zaken los van de strijd. En dat kon omdat vrouwen het front niet bleven reproduceren in het achterland van de strijd. Zij kwamen door hun specifieke socialisatie (de opvoeding als vrouw) van een hele andere kant aanlopen en zagen er een uitdaging in met ons "mee te doen" (feministisch?). Maar ook zagen ze er een uitdaging in de strijdbare jongetjes op hun gevoelens te betrappen. Het kwam dus allemaal mooi uit. Een nieuwe heterogeschiedenis was geschreven. Eentje waarin mannen leerden omgaan met intimiteit los van de strijd. We werden minder afhankelijk van de strijd maar meer afhankelijk van vrouwen. Het werd vrede.

Pas veel later brak het moment aan waarin die intimiteit geen uitdaging meer vormde. Alle mogelijkheden om intimiteit op andere niveaus dan de strijd te beleven (met vrouwen) waren op een goed moment benut en doorleeft. De verlangens, lange tijd geprojecteerd op vrouwen, waren bevredigd. Pas toen kon ik overigens zien hoe 'de strijd' voor mannen en vrouwen een andere betekenis heeft. Hoe vrouwen anders in de maatschappij staan. Lang heb ik me in de gemengde beweging laten verleiden door de schijn van gelijkheid die uitgaat van de gemeenschappelijke strijd. Tot dan toe dacht ik dat die strijd ons gelijk zou maken (proletariseren). Nu zie ik vrouwen opnieuw op een afstandje staan. Misschien zie ik ze nu meer als hoe ze werkelijk zijn, ik kan van ze houden (van sommige) maar ik kan mijn strijd, het bezig zijn met mannelijkheid, niet meer met ze delen (reproduceren). Gevoelsmatig niet, seksueel niet en slechts moeizaam intellectueel. Er is een deërotiserende tendens gaande. Ik zie het bij meer mannen.

Toen de mogelijkheden om intimiteit met vrouwen verder uit te bouwen nog niet verzadigd waren, voelde de 'vrede' nog niet leeg. We hadden de 'vrede' nodig om bij vrouwen alle niveaus van intimiteit te kunnen gaan doorlopen. Bij hen hadden we de mogelijkheid de 'vrede' werkelijk in te kleuren. Het was nog spannend en er viel een hoop te leren. Het was dus onder de dekens bij de stelletjes waar de kritiek op de leegheid van vrede lange tijd bleef hangen. Al die jaren bleef de eis vrede. Dus bleven we tegen, weg met, en anti.

Maar wat is de ware aard van vrede: in de sfeer van intimiteit niks willen met mannen uit angst het front opnieuw te gaan reproduceren met elkaar. Bij vrouwen hadden we immers al moeite genoeg het front los te laten. Vrede was een hele klus en daarom zweerden we bij vrede. Daarom weigerde ik militaire dienst, en daarom vroeg ik een uitkering aan in plaats dat ik ging werken in de mannenmaatschappij.

Deze emotionele drijfveer voor 'vrede' zie je overal in de westerse sociaal-democratieën opduiken. Ieder op z'n eigen manier proberen mannen los te komen van de traditionele mannenomgang. Los te komen van het patriarchale kameraadschap. Reagan probeert het op zijn manier door confessionele oorlogsvoering, die veel dichter bij de traditionele 'mannelijkheid' staat, te bezweren met zijn Starwars-programma. Anderen computeriseren hun bedrijf om af te komen van traditionele arbeidsconflicten. Aan alle kanten is men bezig vrede te institutionaliseren. Dat betekent nog meer 'niet omgang'. Wij als krakers komen nog het verst in deze ontwikkeling, zowel wat betreft de vrede (werkloosheid) als de ontwikkeling met vrouwen (gefeminiseerde relaties). Wij hoeven immers aan niemand verantwoordelijkheid af te leggen. Daarom staan wij het meest los van het patriarchaat. Ik beschouw ons steuntrekkers daarom als behorend tot de hoogste maatschappelijke klasse.

De vrouw is nu (gelukkig) niet meer heilig voor mij, als mythe (die ze voor me was) is ze concreet geworden. Nu zie ik hoe m'n ontwikkeling met mannen is achtergebleven. Nu wil ik (geen vrede) meer. Ik wil dat de vrede overbodig wordt. We kunnen die vrede tot nu toe alleen maar volhouden omdat we hem vormgeven met vrouwen. Anders waren we allang teruggekeerd naar het anti-front of misschien zelfs wel naar het front. Of we waren allang van elkaar gaan houden. Wat gaat er gebeuren als het heteroseksueel reservoir vol is? Valt de bom dan? Omdat we niet verder durven. Ik wil niet terug naar af, dat is het front. Ik wil intimiteit met mannen en geen vrede meer. Ik wil dat m'n strijd alleen nog daarvan de reproductie is. Vrede is slechts een voedingsbodem voor achterdocht en intrige. Ik wil dat oost en west elkaar gaan aaien. Alle niveaus van intimiteit moeten opnieuw doorlopen worden. Ook tussen naties. Emotionele, culturele en economische verstrengeling als eis. Een vervlechting die vrede overbodig maakt. Wat lullig dat ik die eis op persoonlijk niveau niet eens weet waar te maken. Ik vind het zo eng. Moet ik nu flikkerstrijd gaan voeren?. Dat zou in ieder geval al een klein stukje van die strijd zijn.

Ik geloof niet in de verbreding van en de solidariteit met groepen als BONK, het IKV en misschien zelfs met de Midden-Amerika-comités, simpel vanwege het feit dat ik niet geloof in 'vrede'. Ik wil leven. Er is al teveel vrede. Ze bieden geen invulling voor vrede maar breken die invulling zelfs af, door er nog patriarchalere vriendjes bij te halen: de arbeiders in de wapenindustrie, de vakbonden en de parlementaristen. Naarmate de verbreding toeneemt word de gemeenschappelijk noemer smaller. Een noemer die steeds vreedzamere vormen aanneemt tot aan het eng Christelijke toe. Zo fragiel dat het alleen nog maar hoeft te worden doorgeprikt. Wie eist er nu van Schultz dat hij moet inzien dat hij op de aangewezen plek zit om de massa's te leren met intimiteit om te gaan. Ik vind de boycot voor bedrijven m.b.t. de Siberische aardgasleiding erger dan de plaatsing van de MX-raketten. Het eerste heeft namelijk wel iets met (de invulling van) vrede te maken, het tweede niet. Ik wil geen vrede want ik ben niet bang dat de bom valt. En ik ben niet bang voor straling.

Wel ben ik bang dat de dreiging die er vanuit gaat de eisen van veel mensen terugschroeft tot vrede. Ik wil de fragiele vrede niet . Ik wil stevig in het zadel zitten. Ik wil de liefde, de seksuele opwinding, het kussengevecht, het klimmen in bomen van waaruit we roepen naar Lubbers dat ie ook mee mag doen, als ie durft.

Laat die raketten maar komen. Ze zijn toch ongeschikt voor de binnenlandse inzet. Het zal niet de strijd voor vrede zijn die ze overbodig maakt maar iets waar we nog aan moeten beginnen. Ik wil leven in een achterland waar de strijd als vanzelfsprekend aanvoelt. Verbreding is voor mij het vestigen van dat achterland. Wij mannen die zo weinig met elkaar hebben lijken daarin zo ontzettend veel op de rest van de wereld. Dus laten we de vrede afschaffen en echt lief tegen elkaar gaan doen.

Dan vormen we een levend alternatief voor de dreiging die van zowel oorlog als vrede uitgaat. Laten we van elkaar dezelfde inzet verlangen als we naar vrouwen hebben.

Ik merk hoe sommige mannen ongeïnteresseerd raken of zich niet op hun gemak voelen als je iets met ze wilt los van de strijd. Zelf ben ik ook bang die grenzen met mannen af te tasten. Zeker als het nog helemaal niet duidelijk is wat je met elkaar hebt. Als je van een andere man weet dat-ie stereotiep over vrouwen denkt is het al veel minder eng, omdat de grenzen dan duidelijk zijn. Toenadering van een andere man los van de strijd, los van de functionalistische omgang, wekt de associatie met isolement, met het gevoel gepakt te zullen worden. Gevoelens die ik vroeger ook bij vrouwen had.

Wij krakers geloven niet echt in ons 'anders' zijn. Want waarom krijg ik anders steeds opnieuw uitgelegd hoe kapitalistisch onze economie is en moet ik steeds opnieuw horen hoe burgerlijk de burgerlijke pers is. Ik wil niet elke week opnieuw in de C.I.D.-papers lezen hoe gemeen ze zijn. Betekent die herhaling soms dat we bang zijn dat het niet voor zichzelf spreekt. Ik wil geen posters meer met een enge kop van Van Thijn in het kraakcafé of een poster met daarop 'Reagun Moordenaar'. Ik wil gewoon met anderen T.V. kunnen kijken zonder een continue stroom van afkeurende opmerkingen en ergernissen te moeten aanhoren. Al dat soort zaken remmen de behoefte aan een niet-patriarchaal achterland. We moeten stoppen het front onderling te reproduceren, stoppen met die interne demagogie. Laten we de noodzakelijke strijden voeren als die gevoerd moeten worden. Maar laten we nu eerst nieuwe verlangens en hartstochten aanbreken. De strijd als reproductie van wat we tot nu toe met elkaar hebben is allang uitgestreden. Ik wil de oorlog niet langer moeten beredeneren. Ik wil m'n eigen drijfveer, ik wil de strijd weer gaan voelen, zonder een beroep te doen op vage solidariteitsmotieven.

Natuurlijk is de patriarchale identiteit niet de enige eenzijdigheid waar we ons van willen losmaken. Maar het is het patriarchale element dat er voor zorgt dat we al onze andere 'identiteiten', al het andere waar we raar, uniek of eenzijdig in zijn, aanwenden om er het (anti)-front mee te reproduceren. Of het nu gaat om het feit dat we onszelf saaie academische gymnasiumtrutten(M/V) vinden of botte proletariërs, of we nu techneuten zijn, te cynisch, te weemoedig, zwart of wit. Het is het patriarchale dat het unieke, iedere kleur en ieder initiatief, tot iets hinderlijks maakt. Het patriarchaat wil alles wat anders is direct inlijven en verheffen of degraderen tot z'n eigen orde. Het patriarchale wil versimpelen en maakt dat we achter onze 'frustraties’ aan blijven rennen in plaats ze bij elkaar uit te huilen. Zonder het patriarchaat kunnen we al onze verschillen en eigenheden inzetten voor intimiteit, voor begrip, spelen, luisteren, enz. Dan begint het grote feestvieren met de tegenstellingen. Nu gaat er zo ontzettend veel verloren onder het gelijkheidsideaal dat we kennen van de strijd.

 

Michèl Post

 

Dit artikel is eerder gepubliceerd in Bluf! - 1983

 

 

 

Inleiding
Seksueel misbruik komt op grote schaal voor en de psychische schade die kinderen bij ongewenste vormen van lichamelijk of seksueel contact e (westerse) wereld.

 

Michèl Post

 

Dit artikel is eerder gepubliceerd in Ravage en in Recht voor Allen (v.o.o.) - 1995