Naar een andere utopie

Voor NN 177 schreef ik een artikel over een saai onderwerp zijnde economie en er verschenen nota bene vier reacties! Wat leuk! Ik wil proberen kort op de artikelen te reageren. Fieke en Maarten zeggen: kies liever voor recht op werk dan voor recht op een basisinkomen. Mijn reactie: bedenk dat werk niet voor iedereen is weggelegd en bedenk ook dat het in laatste instantie noch om geld noch om werk gaat, maar om het recht op leven. Verder ben ik het er mee oneens dat geld mensen passief zou maken. Als dat al gebeurt dan ontbrak het hen waarschijnlijk ook eerder al aan goede motivatie. In het lekkere pittige stukje van Sacha ben ik het met haar eens dat Joop inhoudelijk nauwelijks op mijn artikel ingaat en hij het slechts lijkt te gebruiken als aanleiding om zijn rode jargon nog eens te kunnen ventileren. Sacha verwacht een vervolg op mijn artikel. Het is aan NN om meer te plaatsen van mijn artikel dat oorspronkelijk ruim 4 keer zo lang was. Dan Weia Reinboud. In mijn artikel heb ik een poging gedaan het linkse gedachtegoed rond kapitalisme te nuanceren. Ik vind het nogal makkelijk van haar om mijn gedachten als keuterverhaaltjes af te doen. Mijn poging om het eendimensionale linkse vijandsbeeld richting kapitalisme te doorbreken lijkt door Weia doodleuk geïnterpreteerd te worden als een (liberalistische of pragmatische) knieval voor het postmodernisme. Wat is dat postmodernisme? In mijn ogen is het postmodernisme een uitvinding van gefrustreerde marxisten die zich niet konden voorstellen dat de wereld na het economistisch deterministisch wereldbeeld van Marx ooit nog als samenhangend geheel zou kunnen worden begrepen. Denigrerend spreken ze van 'kleine verhalen' terwijl ze natuurlijk bedoelen dat de hedendaagse veranderingen in de maatschappij niet in hun negentiende-eeuwse begrippenapparaat passen. De 'kleine verhalen' groeide hen waarschijnlijk boven het hoofd, en in plaats van naarstig door te gaan met het opnieuw zoeken en leggen van verbanden, pasten ze een in mijn ogen demagogische bezwering toe. De door hen veronderstelde onsamenhangendheid werd tot eindvorm verheven. Deze eindvorm werd al snel een trend, de nieuwe norm, waardoor de meest onesthetische en samengeraapte constructies op cultureel verantwoorde wijze als neo-geheelheden of nepverbanden hun eigen beschermde leven konden gaan leiden. De arrogante conclusie was bovendien dat 'pomo' (postmodernisme) inderdaad het einde van de geschiedenis zou gaan betekenen. Dit alles is in mijn ogen nog maar de façade van het postmodernisme. De ware toedracht reikt verder. Ik zie het postmodernisme als het intellectuele voorwerk om veranderingen, vernieuwingen, en nuanceringen die uit het kapitalisme zelf voortkomen naar de door het postmodernisme zelf gecreëerde modieuze vuilnisbelt te kunnen verbannen. Een grondige maar allerlaatste poging om bedreigende ideeën veilig op te bergen en het dogmatisch alter ego van de Marxisten veilig te stellen. Waarschijnlijk niet met de pretentie om het marxisme te redden of te doen overleven, nee, om het een eenzame en 'waardige' dood te gunnen. Weia maakt gebruik van dit door Marxisten uitgestippelde pad maar ik krijg de indruk dat ze zelf marxistisch is (of was?). Gezien haar voorkeur voor anarchisme als het 'enige grote verhaal met toekomst' lijkt ze het niet te zijn. Ik ga het echter toch denken op die plaatsen in haar artikel waar ik het gevoel krijg te beschikken over een authentiek 'vals bewustzijn'. "Het recht op eigendom", schrijft Weia, "is slechts een dekmantel voor de bezittenden om zich ten kosten van anderen nog verder te verrijken". Toegeven: het komt voor, maar het noodzakelijk verband tussen bezit en uitbuiting ontgaat me, en het is naar mijn mening dan ook puur vijanddenken van haar kant (richting liberalen). Zoals ik in mijn artikel geprobeerd heb uiteen te zetten zijn bezit en uitbuiting twee verschillende zaken. Een ander punt waarover ik een vals bewustzijn lijk te bezitten is waar Weia stelt dat concurrentie er niet kei- en keihard uitziet maar dat wel is. Je ziet het niet maar het is er wel: bedankt voor het inzicht. Het feit dat zaken vroeger met de zweep en tegenwoordig met praten worden geregeld maakt iedereen (in het stuk van Weia: 'een oppervlakkige beschouwer') blind. Moet ik deze Orwelliaanse new-speak overnemen: vriendelijkheid = bedrog? Waar ik me ook niets bij kan voorstellen is dat geld een op zichzelf rondhollend goedje is dat overal maar allerlei kwaad aanricht. Wat is dat? De mythe van de misdaad zonder daders? Probeer toch te kijken naar de mens achter het geld. En over rente wil ik dit zeggen: konijnen planten zich in grote getale voort en toch ontstaat er niet altijd overbevolking in de konijnengemeenschap. Blijkbaar zijn die hoge geboortecijfers bij konijnen nodig. En nog belangrijker: de geboortecijfers bij konijnen zijn mijn inziens zeker niet de oorzaak van het grote aantal afvallers. Een andere reden waarom ik van rente niet zo wakker lig is dat geld gewoon papier is dat net als kranten in drukkerijen wordt bedrukt. Dus niks geen gesloten systeem. Geld en goederen hebben geen 1 op 1 relaties. De geldeconomie is verre van congruent met de werkelijkheid en zal deze daarom ook nooit kunnen vangen. Weia houdt een pleidooi om onze (linkse) energie te richten op de utopie. Ik kan daar slechts in beperkte mate wat mee. Ik kan in theorie leuk bedenken dat een wereld zonder geld misschien ideaal is. Wat doe ik echter als ik in de praktijk toch enig nut van geld leer inzien. Op welk moment moet ik aan mijn utopie gaan sleutelen? Ik denk dat geen zinnig mens in staat is om bij het bedenken van een utopie, praktijk, haalbaarheid, ervaringen met half- utopiën, en andere experimenten tot nu toe, geen rol te laten spelen. Denken speelt zich niet af in het luchtledige (ook al vond Marx dat ook). Weia noemt mij een pragmaticus maar ik vrees dat mijn utopie gewoon anders is dan de hare. Liberaal voel ik me tot slot in die zin dat ik me realiseer dat er ook nog een toekomst is waar problemen kunnen worden opgelost. Dat scheelt een hoop angstvallige voorzichtigheid.

 

 Michèl Post

 

Dit artikel verscheen eerder in NN 180 - maart 1995