Over façadisme en verslaving

Akigoloké is het initiatief voor een anarchistisch dorp. In het boekje met de plannen voor dit dorpje (Akigoloké deel 1) staan een aantal keuzes die wij maken uitgewerkt. Uitgelegd wordt waarom wij vinden dat het keuzes zijn waar je niet om heen kunt wanneer je een anarchistische wereld wilt, een wereld vrij van dwang. Dit stuk gaat over twee van die keuzes. De keuze om zonder drugs te leven en de keuze om niet aan uiterlijk te doen. In het boekje is over die twee onderwerpen jammer genoeg weinig gezegd terwijl juist hierover snel misverstanden ontstaan. Dat komt misschien doordat het hier op eerste gezicht om persoonlijke keuzes lijkt te gaan waarmee je anderen geenszins in de weg zit. Hoe zou je daar in een anarchistisch dorpje iets op tegen kunnen hebben? In dit stuk wil ik het gebruik van drugs en het doen aan uiterlijk in verband brengen met anarchisme. Volgens mij staan beide anarchistisch samenleven in de weg.

Drugs
Wanneer anarchisme alleen maar zou slaan op een maatschappij waarin dwang afwezig is, zou ik geen aanleiding zien om je vanuit het anarchisme tegen het gebruik van drugs aan te bemoeien. Maar anarchisme is meer, vind ik. Het is ook het tot stand brengen van een leefbaar alternatief voor deze wereld. En wat heb je daarvoor nodig? Mensen die met elkaar willen samenwerken. In een wereld waarin dwang niet langer de drijfveer is die mensen in beweging zet komt het er op aan dat ieder mens ook werkelijk zin heeft om met anderen samen te werken. Het inzicht dat samenwerking domweg noodzakelijk is en materiële voordelen met zich meebrengt lijkt me niet genoeg om tot samenwerking gemotiveerd te blijven. Want ‘noodzaak’ klink me nogal moeizaam in de oren, en ‘materiële voordelen’ klinkt ook al niet erg sociaal. De motivatie zal ergens anders vandaan moeten komen lijkt mij. Mensen zullen eenvoudigweg zin moeten krijgen in elkaar. Op zoiets eenvoudigs komt het volgens mij neer. De afstanden/grenzen die ertussen mensen zijn moeten overbrugd/doorbroken worden. Ik denk dat dat alleen maar bereikt kan worden wanneer mensen proberen het over zoveel mogelijk zaken met elkaar eens te worden, wanneer mensen de moeite nemen de confrontatie met elkaar aan te gaan en proberen op ideeën-gebied zoveel mogelijk diepgang met elkaar te bereiken. Daarvoor is het natuurlijk nodig dat mensen er voor kiezen kritisch te zijn naar zichzelf (allerlei persoonlijke onhebbelijkheden wegwerken) en kritisch te zijn naar anderen. Aanspreekbaar zijn, helder denken en gevoelens niet onderdrukken zijn daarbij nodig. Daarmee kom ik op drugs. Die staan volgens mij al het bovengenoemde in de weg. Fysiek: drugs vertroebelen het denken en veroorzaken gevoelens die niet van jezelf zijn. Ideologisch: kiezen voor drugs komt neer op de on-anarchistische keuze je leven niet zelf vorm te geven en je te onderwerpen aan invloeden van buitenaf. Sociaal: met drugs bouw je een muur om jezelf heen die het contact met anderen onmogelijk maakt of oppervlakkig maakt. Je straalt geen ontvankelijkheid meer uit naar de je onringende wereld. Drugs gebruiken is altijd consumptief. Ik vind drugs gebruiken van een andere orde dan genieten van dingen als muziek, vrijen of lekker eten. Want met die dingen kun je op een actieve (en creatieve) manier omgaan. Je kunt zelf bepalen hoe ver je gaat, wanneer je er mee ophoudt en bovendien blijf je aanspreekbaar. Dat velen ook van deze dingen een consumptief potje maken is een ander verhaal. Drugs zijn verslavend en dat is wat ze gemeen hebben met alle vormen van passieve consumptie waarbij het denken wordt uitgeschakeld. Dat loopt van extreem (hersenbeschadiging) tot minder extreem (‘zonder bakkie koffie ben ik ‘s ochtends geen mens’). Laten we het misverstand uit de weg ruimen dat drugs iets te maken zouden hebben met een alternatieve of progressieve cultuur (tegencultuur). Voor drugs kiezen is kiezen voor de bestaande orde.

Uiterlijk
Er bestaat een vorm van onderdrukking die zo sterk is ingeburgerd dat mensen zich er nauwelijks van bewust zijn. Het is iets dat als zodanig nooit benoemd wordt. Er bestaat zelfs geen woord voor. Dat belemmert het bewustzijn erover. Daarom nu eerst een nieuwe term: ‘façadisme’. Om duidelijk te maken wat dat is eerst het volgende. Je kunt twee verschillende dingen bedoelen wanneer je het over het uiterlijk van mensen hebt. Het aangeboren/ biologisch uiterlijk (huidskleur, geslacht, lichaamsbouw, enzovoorts) en het maakbare uiterlijk (kleding, haar, make-up, sieraden, gezichtsuitdrukking, en dergelijke). Façadistisch is het om jezelf of anderen op grond van aangeboren uiterlijk een identiteit toe te kennen. Racisme en seksisme zijn hier voorbeelden van. Door het toekennen van betekenis aan aangeboren uiterlijke kenmerken wordt er een façade opgeworpen die het zicht belemmert op wat iemens werkelijk is, kan zijn of wil zijn. Façadistisch zijn ook alle pogingen om het maakbare deel van het uiterlijk in clichés te gieten waardoor van het naakte ik weinig meer te zien is. Dat kan op twee manieren.

1. Fysiek: door de natuurlijke vormen van je lichaam te verhullen of te accentueren.

2. Via gedrag: door ingehouden bewegingen en gezichtuitdrukkingen die weinig laten zien van wat je innerlijk beroert (eeuwige glimlach, stoere onbewogen blik). Of door overdreven ‘gemaakte’ maniertjes.

Waar ik voor pleit is om radicaal met iedere vorm van façadisme, dit ‘verstoppertje voor volwassenen’, te breken. Omdat het mensen discrimineert, omdat het tot oppervlakkigheid leidt, omdat het mensen ongelukkig maakt en slechts schijngeluk brengt, omdat het werkelijk contact tussen mensen bemoeilijkt, zo niet onmogelijk maakt. Tegen het façadisme ingaan houdt onder andere in het aangeboren uiterlijk van mensen als een oninteressant gegeven te beschouwen. Dus niet aan geslachten doen, niet aan rassen en ook niet langer discriminerende termen als mooi, knap of lelijk op mensen te plakken. Zet mensen in hun blootje door dwars door die façades heen te kijken. Het gaat om het innerlijk, iedereen weet dat van zichzelf.

 

Michèl

 

Dit artikel is eerder gepubliceert in Aardig (1990)


En onderstaand stukje is ook geschreven als reactie op de kritiek op de 'drempels' van Akigoloké. Niet door mij maar door Tieneke, Rymke en Weia.

 

Reaktie op Reneetje.

Reneetje stelt (in het zomernummer 1990 van Lekker Fris) dat de dictatuur van de sociale controle sneller optreedt naarmate je idealen hoger gespannen zijn, als een soort waarschuwing aan het adres van Akigoloké. Hij is niet de enige die het enigszins benauwd krijgt bij het lezen van de zogenaamde drempels die in het boekje Akigoloké deel 1 zijn geschetst. Daar zijn verschillende reacties op mogelijk. Een controlerend orgaan werkt direct of indirect met sancties, en dat is onverenigbaar met anarchisme, ook met de Akigoloké variant daarvan. Geldt dat voor sociale controle ook? Wat stelt dat eigenlijk voor als je niet aan sancties doet? Er lijkt dan hooguit sprake te zijn van kritiek uiten. Uitstekend, prachtig, niets op tegen. Wie daar wel tegen is houd feitelijk een pleidooi voor een vorm van liberalistische vrijblijvendheid en niet voor anarchistisch samenleven. Door te stellen dat bepaalde door ons ingebouwde drempels neerkomen op vooraf ingebouwde sociale controle draait je de zaak om. De drempels zijn slechts een ‘selectief welkom’, omdat nou eenmaal niet alle werelden tegelijk op een zelfde plek te verwezenlijken zijn. Waar junks zijn komen wij liever niet, dus als wij iets op willen zetten, draaien we dat om. Akigoloké wil vooral een (broodnodig!) anarchistisch sociaal experiment zijn. Dat zal niet eenvoudig zijn. Het gaat om nieuwe praktijken. En om het enigszins overzichtelijk te houden bannen we bij voorbaat enige oude praktijken uit. Daaronder zijn dingen die volgens sommigen bij het alternatief-zijn horen, terwijl dat wat ons betreft onterecht is.

Tieneke, Rymke, Weia