Van consensus naar vetorecht

Misschien is mijn artikel over anarchistisch dogma’s in Ravage 272/274 op een aantal punten wat te stellig. Wat ik heb willen benadrukken is dat er bij besluitvorming niet dogmatisch aan het model van consensus moet worden vastgehouden, omdat dat tot patstellingen of het dwingen in een keurslijf kan leiden. En wanneer ik inhak op iets dat binnen anarchistisch kringen gemeengoed is, betekent dat niet dat de on-anarchistische variant, in dit geval democratische besluitvorming, door mij automatisch heilig bevonden wordt. Ik denk dat er geen enkel recept of model bestaat dat vanzelf leidt tot besluitvorming die altijd tot ieders tevredenheid zal leiden. Besluitvorming en samenwerking blijven mensenwerk, waarbij vooral creativiteit en betrokkenheid van belang zijn. En ik schreef in mijn artikel nergens dat je altijd mensen zult hebben die beslissingen zullen willen dwarsbomen. Wel stel ik dat het dwarsbomen van besluiten binnen een consensus-model gemakkelijk is te realiseren. Consensus en veto-recht liggen heel dicht bij elkaar. Dogmatisch vasthouden aan besluitvorming in consensus kan in de praktijk tot een situatie leiden dat één iemand alles bepaald voor de rest (rest = iedereen –1). Bij een meerderheidsbesluit is die rest nooit groter dan 50 %. Het streven naar consensus is altijd goed. Dat streven is echter ook heel goed mogelijk binnen een democratisch systeem.

Gert en Marco benadrukken het belang van het aan de kant zetten van het eigen belang en het voorop stellen van het algemeen belang. Probleem is echter dat er niet zoiets bestaat als 'het algemeen belang'. We kunnen er natuurlijk met z’n allen naar op zoek gaan, maar wat doe je in de tussentijd? Ik durf de stelling aan dat het niet vinden van 'het algemeen belang' niet zondermeer valt terug te voeren op egoïsme. Egoïsme gooit in de praktijk natuurlijk flink veel roet in het eten, maar ook zonder egoïsme blijft er genoeg over om het vaak niet met elkaar eens te worden. Dat merk je al bij je beste vrienden. De onenigheid kan variëren van subtiele filosofische verschillen tot onderwerpen waar je maar liever over zwijgt. Gert en Marco komen met een andere stelling: "Als je iemand niet van een bepaalde oplossing kunt overtuigen zou het wel eens zo kunnen zijn dan het ook niet zo goed is voor iedereen". Hoe voorzichtig ze het ook zeggen, ik ben het niet met ze eens. Ik heb mezelf kunnen ontwikkelen doordat ik mijn (anarchistische) ideeën steeds met slechts enkele mensen kon delen. Met de overgrote meerderheid kon en kan ik dat niet. Zij vinden de keuzes die ik maak eerder asociaal (zoals leven van een uitkering). Was ik uitgegaan van de stelling van Gert en Marco, dan was ik waarschijnlijk blijven hangen in het burgerlijke milieu waar ik vandaan kom. Ik heb altijd naar consensus gestreefd, in groepen met en in groepen zonder consensus als besluitvormingsmodel. En steeds zie je dat mensen uit groepen stappen omdat ze het over zaken niet eens kunnen worden. Dat gaat niet altijd zonder pijn, maar op zich is er niks mee mis. Wat je echter moet erkennen is dat hoewel consensus leidt tot de vorming van groepen waarbinnen op basis van consensus kan worden samengewerkt, dat steeds gepaard gaat met een uitstotingsproces. De uitgestotenen zullen hun eigen groepen vormen. De groepen die zo ontstaan zijn echter geen eilanden en zullen op een ander maatschappelijk niveau weer met elkaar te maken krijgen. De mensen die dan rond de tafel komen te zitten hebben totaal verschillende opvattingen over hoe de wereld moet worden ingericht. In eerste instantie zal het proces van consensus en uitstoting zich ook hier openbaren. Dat kan echter niet eeuwig zo doorgaan. Er komt een niveau waarop vluchten niet meer mogelijk is en er knopen zullen moeten worden doorgehakt. Ook hier blijft het steven naar consensus belangrijk. Uitstoting kan en mag hier echter niet meer plaatsvinden, en daarom is consensus hier geen bruikbaar model. Consensus is namelijk gebaseerd op het geloof dat er één beste oplossing voor iedereen is (bijvoorbeeld een wereld zonder kernenergie). Oplossingen die niet tot uitstoting leiden laten echter ruimte voor meerdere visies en dus ook ruimte voor de daarbij horende bewegingsruimte voor de mensen met die visies. Gert en Marco zeggen notabene zelf: er vanuit gaan dat er één oplossing is (door hen verwoord met 'een stellige waarheid' en dat begrip komt niet uit mijn stuk), leidt tot inflexibele patstellingen. Ik ben het met Gert en Marco eens dat je met snelle besluitvorming (met weinig mensen) in de praktijk soms weinig wint. Bij de uitvoering kan blijken dat iedereen alsnog op de hoogte gebracht moet worden. De kans dat mensen zich benadeeld of buitengesloten voelen en zich gaan verzetten, wordt er vaak onevenredig groter door. Met die dynamiek rond besluitvorming zal echter altijd rekening moeten worden gehouden en staat in feite los van het beslissingsmodel. Je kunt betogen dat het consensus model all-in is. Omdat mensen het eens moeten worden zal iedereen vanzelf in het proces worden betrokken. In de praktijk biedt het consensus-model mensen juist de mogelijkheid zich overal aan te kunnen onttrekken. Als zij het niet eens zijn zal er immers ook niks gebeuren. Bij democratie is die gemoedsrust er niet en democratie zal daarom minstens zoveel mensen op de been brengen als binnen het consensus-model. Te vaak komt ik tegen dat consensus gebruikt wordt als politiek correcte dekmantel voor slappe groepsprocessen, besluiteloosheid en het ontbreken of bestrijden van persoonlijk initiatief.

Waar het gaat over hiërarchie schrijven Gert en Marco: "Het gaat erom dat het eigen bestaan mogelijk is door een inspanning van iedereen in een groep, samenwerking op basis van gelijkwaardigheid dus!" Dat lijkt heel leuk. Toch ben ik blij dat het verplegend personeel in een ziekenhuis zelf geen belangrijke medische beslissingen neemt en dat overlaten aan iemand die daar voor geleerd heeft. Dat kan heel goed op gelijkwaardige basis. Toch zijn er grote verschillen, onder andere in verantwoordelijkheid. Ik ben het er mee eens dat we af moeten van het verschil in waardering en verschil in beloning. Als hiërarchie daarop is gebaseerd ben ik er ook tegen. Maar er is ook de arbeidsdeling en die heeft zeer grote consequenties. En tegen arbeidsdeling ben ik niet. Sommige mensen vinden dat je van arbeidsdeling af moet, dat hoogleraren en chirurgen zelf de gang moeten dweilen. Je gaat daarmee echter in de fout omdat je daarmee in feite zegt dat dergelijk werk minderwaardig is.

Waar ik het heb over de hang naar kleinschaligheid komen Gert en Marco eigenlijk niet met argumenten. Eerst verwarren ze grootschalige productie met grote productie, wat toch verschillende zaken zijn (ondanks enige samenhang). Vervolgens komen ze met het argument dat sommige dingen misschien wel helemaal niet geproduceerd moeten worden. Eigenlijk ben ik het op dat punt met ze eens, omdat er inderdaad van sommige zaken veel te veel wordt geproduceerd (zoals van melk en auto’s bijvoorbeeld). Maar dat heeft weinig met groot- of kleinschaligheid te maken. Natuurlijk moeten er prioriteiten worden gesteld, maar wat is er op tegen om de zaken vervolgens op de meest efficiënte wijze aan te pakken.

 

Michèl Post (geschreven met Pentium I - 233 MHz)

 

Dit artikel verscheen eerder in Ravage - februari 1999