Vrije liefde en ...

De manieren waarop mensen intieme vriendschap, liefde en seks met elkaar hebben worden voor een groot deel door alom heersende maatschappelijke normen bepaald, normen die echter dikwijls niet stroken met individuele wensen. Velen passen zich aan maar sommigen gaan hun eigen weg. Een bijzondere weg is die van de zogenaamde vrije liefde: een oud anarchistisch ideaal waarbij oorspronkelijk vooral vrije partnerkeuze centraal stond. Niet godsdienst, afkomst of geld maar of je oprecht van iemand kon houden was belangrijk als je met iemand ging samenleven. Inmiddels is dit aspect van vrije liefde reeds lang gemeengoed en behelst het ideaal van vrije liefde tegenwoordig de vrijheid van relaties in het algemeen (de termen vrije liefde en ‘vrije relaties’ worden door elkaar gebruikt). Je neemt het recht om zelf te bepalen met wat voor soort mensen je omgaat en met hoevéél mensen je omgaat. Verder bepaal je zelf voor iedere verhouding apart hoe ver je wilt gaan met intimiteit en seks, en hoe je het benoemt. En dat staat weer los van de vraag wat je al dan niet samen of apart met liefdes of intieme vrienden wil doen: wonen, kinderen nemen, kinderen opvoeden, vriendschappen onderhouden, reizen, uitgaan of vakanties. Dus mag er seks zijn zonder relatie, en mag er een relatie of liefde zijn zonder seks of kinderen, en hoeft verliefd worden andere liefdes niet uit te sluiten. Een wat nauwere maar veel gebruikte invulling van vrije liefde is het (kunnen en mogen) hebben van meer dan één (intieme of) liefdesrelatie. Het grote verschil met ‘vreemd gaan’ is dat vrije liefde ondenkbaar is zonder openheid en eerlijkheid. Vrije liefde is onderdeel van een cultuur waarin over gevoelens en kwetsbaarheden kan worden gepraat.

          Vrije liefde is niet gemakkelijk. Dat komt niet alleen door het bestaan van het systeem van monogamie/exclusiviteit (dat anno 02-02-02 nog breed lijkt te worden gedragen), waarbij de liefde voor de een de liefde voor de ander automatisch lijkt uit te sluiten, maar ook en vooral doordat liefde meer is dan alleen een fijn gevoel. Liefde is existentieel, het voorziet in een basisbehoefte aan intimiteit en geborgenheid. Zodra er een ander in het spel komt is er daarom werkelijk iets aan de hand - emotionele broodroof – en dringt het vervelende gevoel van jaloezie zich aan je op. Noch door heilig te geloven in het ideaal van vrije liefde, noch door uitvoerig met elkaar te praten ben je daar zomaar van verlost. Het is eerst zien, dan geloven. Als er werkelijk liefde aanwezig is en er zijn geen monogame normen, dan moet het in principe kunnen lukken om een relatie te behouden. Toch is het altijd spannend omdat de liefde geen gegeven is, die wordt juist getest. Was alles gebaseerd op valse verwachtingen of zit er minstens een goede vriendschapsbasis onder de relatie?

Het hebben van meer dan één liefdesrelatie kan worden beschouwd als een probleem van  tijd en kwaliteit. Als kwaliteit is liefde zeer goed deelbaar zonder dat daarbij iets verloren hoeft te gaan. Op de eerste plaats omdat de liefde voor de één altijd weer verschilt van de liefde voor een ander, en er eigenlijk niets gedeeld hoeft te worden. De liefde voor talen leidt er bijvoorbeeld ook niet toe dat het vloeiend leren spreken van de ene taal ten koste gaat van de andere taal. Het algemene taalgevoel neemt eerder toe. Ons hoofd kan verschillende ingewikkelde constructies (zoals de relatie met een persoon) naast elkaar gewoon goed aan. Cognitief noch emotioneel bestaan er wat dat betreft barrières. Op de tweede plaats omdat je bij verschillende mensen wel degelijk ook juist dezelfde gevoelens kunt hebben. Liefde voor (je) kinderen is ten slotte ook niet onderhevig aan een exclusiviteitsnorm. Qua tijdsbesteding is het delen van liefde minder makkelijk. Gevoelens van liefde zijn er niet zomaar, liefde is geen statisch oordeel, het zal telkens opnieuw moeten worden gemaakt en moeten worden onderhouden. Dat kan niet zonder er tijd in te steken. En… tijd is niet deelbaar. Daar doet het ideaal van vrije liefde niets aan af. Tijd is echter wel verdeelbaar en in combinatie met een in principe ongeschonden kwaliteit wordt er dan toch weer veel mogelijk. Bovendien heb je grote liefdes en kleine liefdes, en heb je liefdes zonder seks en goede vriendschappen met seks, en heb je mensen met veel en met weinig vrije tijd, en mensen die dicht bij elkaar wonen of ver uit elkaar wonen. Als dat niet zo was zou vrije liefde waarschijnlijk veel vaker neerkomen op ‘meer van hetzelfde’ en zou het weinig meerwaarde bieden. Er is telkens sprake van een systeem waarin een  balans gevonden moet worden. Soms ook met mensen die monogaam zijn (voor zichzelf), of met mensen die er in eerste instantie helemaal niet aan willen, of met mensen die het liefst zo min mogelijk willen weten. En uiteraard maken ook de verschillen in positie uit: of je zelf verliefd geworden bent of geconfronteerd wordt met de liefde van anderen.

... vrije seks

Het is interessant om te zien hoe vrije liefde zich verhoudt tot een andere stroming, die van de vrije seks. Vrije seks raakte (opnieuw) in zwang in de jaren ’60 van de vorige eeuw en kan worden gezien als een reactie op het kerkelijk dogma dat seks alleen deugt als het de voortplanting dient of, zoals daar tegenwoordig in verlichte kerkelijke kringen aan is toegevoegd, het de liefde binnen het monogame huwelijk dient. Vanuit het perspectief van de vrije liefde is vrije seks een soort vrije liefde in het klein; wel de seks en de gevoelens van affectie die daar in meerdere of mindere mate bij komen kijken, maar verder geen relationeel gedoe. Het is een gedragsvariant, als concept heeft vrije seks voor mensen die aan vrije liefde doen echter geen meerwaarde. Vrije liefde staat immers reeds voor relaties in alle soorten en maten. Als concept krijgt vrije seks eigenlijk pas betekenis in een meer gangbare monogame context (die monogamie behelst dan uiteraard alleen de liefde). In die context komt vrije seks neer op openlijk maar gelimiteerd vreemd gaan. In kringen van mensen die vrije liefde voorstaan wordt vrije seks daarom wel gekscherend ‘de burgerlijke vrije liefde’ genoemd.

Door mensen met een relatie wordt vrije seks van de partner vaak als minder bedreigend ervaren dan vrije liefde. Vooral wanneer het eenmalige of anonieme seks betreft die zo’n beetje dezelfde status heeft als een bezoek aan de sportvereniging. Ook wanneer op een andere wijze duidelijk is en blijft dat de seks in principe zonder consequenties is, kan onrust worden voorkomen. Bovendien kan vrije seks soms de functie hebben een bestaande liefde stabiel te houden. Seks, en niet meer dan dat, als veilige uitlaatklep. Gevaarlijker vinden velen het worden in het overgangsgebied tussen vrije seks en vrije liefde. Seks doe je immers het liefst met mensen die je leuk en aantrekkelijk vindt, dus daar kan je van alles bij voelen en daar kan van alles van komen. Eén seksuele escapade kunnen de meeste stellen vaak nog wel overleven, bij een tweede keer met dezelfde persoon wordt het ze te link. Het is begrijpelijk dat veel mensen seks of liefde buiten de deur maar liever geheim houden. Een variant van geheimhouding is het bestempelen van een amoureuze verhoudingen als louter seksueel, met als doel het minder bedreigend te laten lijken. Soms is dat een regelrechte vorm van liegen, soms is het een manier om het ook voor jezelf, via ‘wishful naming’, binnen de perken te houden.

Kijken we naar genderaspecten dan kan de verhouding tussen vrije liefde en vrije seks verder worden genuanceerd. Mannen hebben (gemiddeld!) (iets) meer de neiging hun affecties voor andere mensen op seks te projecteren of via seks te beleven. Dat zal komen doordat mannen vooral geleerd hebben zich te uiten door middel van actie, door te handelen. En seks kun je zien als iets dat uit handelingen bestaat, dus dat lijkt op iets dat je gewoon kunt doen (de kwaliteit van de seks die bij een dergelijke benadering hoort laat ik hier even buiten beschouwing). Voor mannen zit veel van hun affectie daarom in seks. Voor vrouwen is seks (gemiddeld!) (iets) meer een aanvulling op, of versterking van een affectieve band die in grotere mate ook buiten seksuele handelingen of projecties tot stand wordt gebracht. Voor vrouwen zit de affectie daarom (gemiddeld!) (iets) minder in de seks, wat overigens geheel niet betekent dat ze er minder affectieve gevoelens bij zouden hebben. Voor mannen komt vrije seks daarom dichter bij vrije liefde, voor vrouwen is vrije seks eerder iets leegs. Dat is ook de reden waarom (zoals o.a. naar voren komt in het boek van Carolien Roodvoets ‘de duivelsdriehoek’ - over de gevaren en de verleidingen van het vreemdgaan - uitgeverij Gottmer Becht) een vrouw die vreemd gaat gemiddeld gevaarlijker is voor de bestaande relatie dan een man die vreemd gaat. Dat klinkt tegenstrijdig, maar je zou kunnen stellen dat wanneer een man heeft  gevreeën hij zijn liefde binnen heeft. Dat is beheersbaar in tijd en ruimte. Als een vrouw heeft gevreeën moet daar iets aan vooraf zijn gegaan of moet er nog van alles komen. Dat kost tijd en ruimte.

Binnen het feminisme is het ideaal van vrije liefde uiteraard beoordeeld op de voor- en nadelen voor vrouwen. Vaak is gesteld dat vrije liefde in de (heteroseksuele) praktijk meestal neerkomt op vrije seks voor mannen. In de rol van partner levert vrije liefde vrouwen slechts jaloezie op, in de rol van minnares blijven vrouwen gefrustreerd omdat  ze telkens maar een deel van hem krijgen. Waarschijnlijk is dat ook zo en als zodanig zijn het belangrijke constateringen. Het is echter de vraag of de kritiek niet eerder betrekking heeft op situaties die op overspel lijken, in plaats van op vrije liefde. En als de kritiek wel betrekking heeft op vrije liefde is het de vraag of vrije liefde het probleem wel is en niet de achterliggende stereotiepe gedragspatronen. Want die worden door vrije liefde (en door vrije seks en door overspel) meestal pijnlijk aan de oppervlakte gebracht. In de monogame verhouding zijn ze echter net zo hard aanwezig, alleen kunnen ze daar vaak gezamenlijk lange tijd worden bezworen met romantische idealen en projecties.

 

Michèl Post

 

Dit artikel verscheen o.a. in De Sirene, tijdschrift van studievereniging "De Sirenen"  -  vrouwenstudies UvA Amsterdam.
Derde jaargang, nummer 2, maart/april 2002