Notitie Wet Gewetensbezwaren Betaalde Arbeid (WGBA)


Van:        Projectgroep WGBA Utrecht

Aan:        Tweede Kamer der Staten Generaal

Datum:    Mei 1994


Geachte Dames en Heren,

 

Korte algemene omschrijving:
De Wet Gewetensbezwaren Betaalde Arbeid (WGBA) is bedoeld voor eenieder bij wie zich onoverkomelijke gewetensbezwaren aandienen indien zij zich genoodzaakt zouden zien betaalde arbeid te moeten verrichten. De wet voorziet in een uitkeringsregeling voor hen die op grond van hun arbeidsmotivatie niet in aanmerking komen voor voorzieningen in levensonderhoud in het kader van andere reeds bestaande sociale wetgeving. Bij de behandeling van een aanvraag is het niet van belang of cliënt tot het moment van aanvragen betaalde arbeid verrichtte dan wel uitkeringsgerechtigde was. De uitkering gaat in op het moment dat cliënt definitief als gewetensbezwaarde is erkend. In de uitvoeringsregeling WGBA wordt de fasegewijze erkenningsprocedure omschreven en wordt bovendien de maximale duur van deze procedure vastgesteld. Op korte termijn zal een wijziging van de Algemene Bijstands Wet (ABW) er toe moeten leiden dat hij of zij die een beroep doet op de WGBA gedurende haar of zijn beroepsprocedure met voorlopige ontheffing van de sollicitatieplicht op grond van de ABW in haar of zijn levensonderhoud kan voorzien.

Kader:
De uitvoeringspraktijk van de bestaande Algemene Bijstands Wet (ABW) kent tal van strubbelingen. Op grote schaal worden door de Gemeentelijke Sociale Diensten voor een groeiende groep uitkeringsgerechtigden uitzonderingsposities gecreëerd. Zonder deze praktijk zou het voor de GSD’s onmogelijk zijn hun taken naar behoren en op humane wijze uit te kunnen voeren. Deze gang van zaken vraagt om een vernieuwing van de regelgeving gericht op de positie van hen die buiten de boot dreigen te vallen. De gewenste aanpassingen betreffen met name een aantal zaken rond de sollicitatieplicht. Zoals bekend staat tegenover het recht van een sociale uitkering de plicht om passende arbeid te aanvaarden en/of zich op de arbeidsmarkt te oriënteren. De praktijk leert echter dat deze eis als zodanig voor vele uitkeringsgerechtigden geenszins passend is. Voor een deel betreft het cliënten die op grond van hun capaciteiten onmogelijk aan deze eis kunnen voldoen. Voor een ander deel betreft het cliënten voor wie de kans op werk om welke reden dan ook zo minimaal is dat het onmenselijk is (en zoals diverse studies reeds hebben uitgewezen voor de betreffende cliënten psychologisch ook ongezond) hen tegen beter weten in de sollicitatieplicht volgens de geldende richtlijnen te blijven opleggen. Om tegemoet te komen aan de positie van bovengenoemde categorieën uitkeringsgerechtigden zou een aanpassing van de Algemene Bijstands Wet, in de zin van verruimde mogelijkheden de sollicitatieplicht niet te hoeven toepassen, wellicht voldoende zijn. Een remmende factor in deze kan zijn dat er binnen het Nederlandse bestel nog slechts weinigen zijn die werkloosheid als een structureel verschijnsel durven te aanvaarden. Tot slot komen we bij een derde categorie uitkeringsgerechtigden voor wie een nieuw wettelijk kader onontbeerlijk is en voor welke categorie wij komen met het initiatief tot het formuleren van een WGBA.

Doelgroep:
De WGBA zou tegemoet moeten komen aan de positie van hen voor wie een kans op de arbeidsmarkt op grond van lichamelijke en geestelijke capaciteiten vaak geenszins is verkeken, maar voor wie het toch onmenselijk is van hen te eisen zich aldaar een positie te verwerven. Het betreft hier mensen die zich in verregaande mate van het maatschappelijk bestel en de algemeen geldende normen en waarden die daar gelden verwijderd voelen. Deze maatschappelijke verwijdering is van dien aard dat deze bij de individuen uit de onderhavige groep minstens zeer duidelijk in gevoelsmatige zin aanwezig dient te zijn. Dikwijls ligt bij hen aan dit gevoel een intellectuele ontwikkeling ten grondslag, hetgeen er niet zelden toe leidt dat ook rationeel uitdrukking wordt gegeven aan de vorm waarin de verwijdering zich manifesteert. Het betreft hier steeds maatschappijkritiek die zo sterk is verinnerlijkt dat een deel van de persoonlijkheid van de betrokkenen eruit zou kunnen worden verklaard, doch het realiteitsgehalte van de ideeën is zo groot dat het binnen de huidige politieke context niet haalbaar is te spreken van schizofrenie of een hieraan verwante afwijking. De mate waarin men zich persoonlijk inzet om de doorgaans radicale ideeën in maatschappelijke zin doorgang te doen vinden, maakt dat ook geenszins van een negatieve attitude naar de samenleving gesproken mag worden. Daarnaast geven de cliënten blijk van een grote mate van strategisch inzicht als het gaat om de wijze waarop zij hun ideeën met vaak positief effect het maatschappelijk krachtenspel weten binnen te loodsen. Ook inflexibiliteit, het fenomeen waarover op beleidsniveau reeds consensus bestaat door middel van een reeks stimuleringsmaatregelen bestreden te moeten worden, is hen dus niet toe te rekenen. Binnen de groep cliënten die potentieel in aanmerking komen voor de WGBA zijn verschillende categorieën te onderscheiden die niet toevallig corresponderen met verschillende maatschappelijke thema’s. Scherpe grenzen zijn er echter niet te trekken omdat een door de projectgroep reeds gesignaleerde maar nog niet nader gedefinieerde grondhouding van de cliënten lijkt aan te zetten tot het overnemen van elkaars gezichtspunten. In de cohort-studie onder 4000 uitkeringsgerechtigden in de Randstad (zie bijlage 1) tekenen zich 5 categorieën WGBA’ers af rond de thema’s milieu, arbeidsverhoudingen, verkeer & vervoer, wonen/werken en derde wereld. Daarnaast tekent zich nog een groep af die zich slechts laat categoriseren met het begrip 'totaalkritiek'. De ideeën van WGBA’ers op de verschillende deelgebieden, en met name hun stellige overtuiging dat deze in het persoonlijk leven dienen te worden doorgevoerd, maken hen ongeschikt voor het functioneren binnen door marktkrachten gedomineerde betaalde arbeidsplaatsen (bijlage 2 bestaat uit een toelichting hoe een en ander er in de praktijk aan toe gaat). Op deze plek volstaan wij met de constatering dat individuen uit onderhavige groep stellig in gewetensnood worden gebracht indien van hen verwacht zou worden op gangbare wijze maatschappelijk te functioneren, dit met name in de zin van het verrichten van betaalde arbeid. Het zal u wellicht niet verwonderen dat betaalde banen die beantwoorden aan ambities van deze cliënten niet bestaan. Ook niet binnen de zogenaamde alternatieve instituties of instellingen, omdat deze zonder uitzondering werken binnen de gangbare kaders. Voor een algemene maatschappelijke erkenning van het werk van WGBA’ers (in de cohort-studie gaat het om onregelmatige activiteiten die echter gemiddeld veel meer dan 40 uur per week in beslag nemen, zie bijlage 1) is het waarschijnlijk nog te vroeg. Wij adviseren de overheid echter wettelijk kader te scheppen dat er toe kan bijdragen deze maatschappelijke krachten, krachten die de kiem voor vele nieuwe ontwikkelingen in zich dragen, te behouden.

 

 

Hopende U voorlopig voldoende te hebben geïnformeerd, verblijven wij,

hoogachtend,

Projectgroep WGBA

 

 

Michèl Post

 

Dit artikeltje is bedoeld als grap. Het heeft gestaan in Buiten de Orde (derde kwartaal 1996), en in Fahrenheit 451 (augustus 1996)