Waterbesparing moet, maar vraag niet waarom

deel 1

De Rijksoverheid streeft in haar Actieplan Waterbesparing naar een reductie in het drinkwatergebruik van 10 % rond de eeuwwisseling en 20 % in het jaar 2020. Waterbesparende douches, kranen en toiletten zijn standaard opgenomen in de nieuwe nationale richtlijnen voor duurzame nieuwbouw, en overal in het land worden ook in bestaande woningen projectmatig waterbesparende voorzieningen aangebracht. Daarnaast staan er projecten op stapel waarbij hele stadsdelen voorzien zullen worden van een zogenaamd tweede waterleidingnet. Via dit net zal 'huishoudwater' geleverd worden dat alleen geschikt is voor toiletspoeling, autowassen en wasmachine. Leveranciers van waterbesparende producten doen goede zaken.

Aan ambities geen gebrek. Uit de vele brochures en beleidsdocumenten valt echter niet af te leiden waar het nu eigenlijk om te doen is. Af en toe lezen we dat waterbesparing een goede zaak is omdat het milieu ermee kan worden ontzien. Er bestaat echter geen enkele studie waaruit blijkt dat de winning en distributie van drinkwater de directe oorzaak is van milieuproblemen. Bij nadere beschouwing van de problematiek blijken er andere motieven achter het huidige waterbesparingsbeleid te steken. Een aantal onderdelen van het beleid zullen in laatste instantie zelfs een negatieve uitwerking op het milieu hebben.

Economie
In Nederland ligt een drinkwaternet waarvan de investeringen reeds zijn afgeschreven. Er is op dit moment alleen geld nodig voor onderhoud aan het bestaande net. Hierdoor is drinkwater relatief goedkoop. Door toename van het drinkwatergebruik (als gevolg van betere hygiëne en bevolkingstoename) zal de bestaande infrastructuur binnen afzienbare tijd echter niet meer toereikend zijn. Er moeten nieuwe pompstations worden gebouwd (bij grondwaterwinning), nieuwe wingebieden worden ingericht (bij oppervlaktewaterwinning), en nieuwe pijpleidingen worden gelegd. Een dergelijke infrastructuur brengt hoge kosten met zich mee en heeft bovendien grote gevolgen voor de ruimtelijke ordening. Vooral wanneer de groei moet worden opgevangen door winning van drinkwater uit oppervlaktewater. Waterwingebieden beslaan immers een groot oppervlak en in dergelijke gebieden zijn tal van beperkende bepalingen van kracht. Grote investeringen jagen de waterprijs omhoog (waarbij gedacht moet worden aan stijgingen tot 200 procent), en aan een basislevensbehoefte als water spendeert de Nederlander traditioneel liefst zo weinig mogelijk geld. Maatregelen met een groot ruimtebeslag zijn in ons land al evenmin populair.

Het bestaande waterbesparingsbeleid kan worden gekarakteriseerd als een poging om zonder veel meerkosten en zonder uitbreiding van de bestaande infrastructuur in de drinkwaterbehoefte te voorzien. Op zich niet slecht. Met milieu heeft het echter niet veel te maken. Pompstations en pijpleidingen voor drinkwater zijn nauwelijks schadelijk voor het milieu. Het realiseren van nieuwe wingebieden (infiltratiegebieden, spaarbekkens) heeft zelfs een positief effect op het milieu. Het gaat daarbij immers om beschermde gebieden waar vervuilende activiteiten worden geweerd. In wingebieden krijgt de natuur de ruimte. Veel gemeenten zijn niet blij met nieuwe wingebieden: ze remmen de economische ontwikkeling. Het is ruimtebeslag, maar een milieuprobleem is het niet.

Milieu
Heeft waterbesparing dan helemaal niets met milieu te maken? Ja en nee. Bij de winning van drinkwater spelen milieuproblemen wel een rol maar de winning zelf is hiervan niet de oorzaak. Voor een goed begrip is het onderscheid tussen drinkwaterwinning uit grondwater en drinkwaterwinning uit oppervlaktewater van belang. Is in een gebied veel (diep) grondwater aanwezig dan zal los van de aanwezige hoeveelheid oppervlaktewater de voorkeur uitgaan naar grondwater voor de bereiding van drinkwater. Dat komt omdat grondwater van veel betere kwaliteit is en de winning daarom goedkoop is. In veel gebieden in Nederland zijn de grondwatervoorraden echter te beperkt om grootschalig als drinkwaterbron te kunnen fungeren (bijvoorbeeld het hele westen). Op die plaatsen moet worden overgegaan op drinkwaterbereiding uit oppervlaktewater en daarvoor zijn spaarbekkens, infiltratiegebieden en veel chemie nodig. Oppervlaktewater (bijvoorbeeld rivierwater) is bijna overal in meer dan voldoende mate aanwezig.

Grondwater
Grondwater wordt gewonnen op grote diepte. Het daar aanwezige water is van zeer goede kwaliteit en vaak duizenden jaren oud. Het water stamt nog van vóór de tijd dat van enige milieuvervuiling sprake was. Vanuit sommige pompstations kan het water rechtstreeks het leidingnet in. De ouderdom impliceert echter dat de voorraden beperkt zijn. De onttrekking is immers al snel groter dan de aanvulling met regenwater. Dat maakt dat de winning van (te veel) grondwater op zichzelf niet duurzaam is. De winning van grondwater heeft als neveneffect dat de grondwaterspiegel plaatselijk kan dalen. In natuurgebieden is dit schadelijk en spreekt men van verdroging. De winning van drinkwater uit grondwater is in Nederland op dit moment voor 8 tot 10 procent verantwoordelijk voor de verdrogingsproblematiek. Het overige deel is voor rekening van landbouw, peilbeheer, industrie, diep liggende waterwegen en inpolderingen.

Het lijkt er op dat grondwaterwinning (deels) oorzaak is van een milieuprobleem. Bij nadere beschouwing blijkt de oorzaak ergens anders te liggen:

  • Doordat het oppervlaktewater is verontreinigd is het een veel minder goede grondstof voor de bereiding van drinkwater dan grondwater. Dat moedigt het blijven gebruiken van (te veel) grondwater aan. Uit schoon oppervlaktewater kan vrij gemakkelijk drinkwater bereid worden.

  • Op zich zou verdroging gemakkelijk bestreden kunnen worden door in de betreffende gebieden oppervlaktewater in te laten. Omdat het oppervlaktewater verontreinigd is heeft dit echter een zeer ongunstige uitwerking. Op plaatsen waar dit toch gedaan wordt treed zogenaamde verruiging op. Kwetsbare en gevarieerde ecosystemen veranderen in eentonige wildgroei.

Conclusie: de milieuproblemen die het gevolg lijken van grondwaterwinning zijn bij nader inzien het gevolg van de vervuiling van het oppervlaktewater. Het is immers de watervervuiling die een overstap van drinkwater uit grondwater naar drinkwater uit oppervlaktewater bemoeilijkt. Ook is het oppervlaktewater bij verdroging als gevolg van de verontreinigingen niet geschikt als aanvulling.

Oppervlaktewater
De winning van drinkwater uit oppervlaktewater brengt ook milieuproblemen met zich mee, maar ook deze zijn niet het gevolg van de winning op zich maar het gevolg van de watervervuiling. Voor de bereiding van drinkwater uit oppervlaktewater zijn allerlei voorzieningen nodig zoals spaarbekkens of infiltratiegebieden. Voorzieningen die op zichzelf geen milieuprobleem vormen maar daarentegen juist beschermde natuur voortbrengen. Doordat het water echter verontreinigd is komt het vuil vanuit het oppervlaktewater (lees: Rijn- en Maaswater) in de betreffende gebieden terecht. Daar komt bij dat het oppervlaktewater chemisch moet worden behandeld en daarbij komt weer chemisch afval vrij. Ook deze problemen zijn echter niet het gevolg van het feit dat wij schoon drinkwater willen gebruiken maar van het feit dat het oppervlaktewater verontreinigd is.

Conclusie
De algehele conclusie mag zijn dat waterbesparing geen maatregel is om het milieu te sparen maar noodzaak is als gevolg van reeds bestaande milieuvervuiling (lees: watervervuiling). Door waterbesparing als milieumaatregel te presenteren krijgen burgers het gevoel dat ze opbouwend bezig zijn. Waterbesparing is echter een defensieve strategie waarbij het probleem (de watervervuiling) niet bij de bron wordt aangepakt. De eerder genoemde economische aspecten en het aspect van ruimtelijke ordening staat niet los van de watervervuilingsoorzaak. Schoon oppervlaktewater behoeft slechts een eenvoudige behandeling om de drinkwaterkwaliteit te bereiken. Juist als gevolg van de watervervuiling zijn (kostbare en ruimtevretende) spaarbekkens en infiltratiegebieden nodig. Het is de watervervuiling die de duurzame overstap van de te grote grondwaterwinning naar oppervlaktewaterwinning in de weg staat.

Een nieuw beleid
Voorlopig kan het waterbesparingsbeleid in grote lijnen worden voortgezet maar het moet niet langer worden gepresenteerd als milieubeleid. Waterbesparing moet worden opgevat als een manier om tijdelijk een periode van schaarste aan schoon oppervlaktewater te overbruggen. Uiteindelijk gaat het erom die schaarste op te heffen door een beleid dat is gericht op:

  1. Terugdringen van de watervervuiling. Als dit lukt kan ruimschoots voldoende water van drinkwaterkwaliteit worden aangemaakt zonder schadelijke effecten voor het milieu. Het terugdringen van de watervervuiling vereist een voortvarende aanpak, in nationaal zowel als in internationaal verband. Er gebeurd al veel op het gebied van verbetering van de oppervlaktewaterkwaliteit, maar het is nog lang niet voldoende.

  2. Investeren in nieuwe infrastructuur voor winning van drinkwater uit oppervlaktewater. Om deze investeringen te bekostigen moet de waterprijs omhoog.

  3. Terugdringen van de grondwaterwinning tot een niveau waarop de waterwinning geen bijdrage meer levert aan de verdroging. Eventueel kan verdroging worden gecompenseerd met oppervlaktewater mits dit aan gebiedsspecifieke eisen voldoet.

 Om grondwaterwinning tot een duurzaam niveau terug te dringen hoeft uiteraard niet te worden gewacht op schoon oppervlaktewater. Ook nu al wordt volop drinkwater uit oppervlaktewater gewonnen. De bewoners van Amsterdam, Den Haag, en Rotterdam drinken sinds jaar en dag gezuiverd oppervlaktewater. Een probleem is echter dat investeren in de winning van drinkwater uit oppervlaktewater op dit moment neerkomt op investeren in de zuivering van oppervlaktewater. Dat geld kan beter preventief worden ingezet: bestrijd eerst de watervervuiling zodat straks goedkoop en zonder milieuproblemen drinkwater kan worden gewonnen.

 

DEEL 2

 

Waterbesparende maatregelen
Op grond van de in dit artikel naar voren gebrachte kritiek en het voorgestelde beleid is het goed om de bestaande waterbesparende maatregelen nog eens onder de loep te nemen.

Warmwaterbesparing
Waterbesparing is als het om warm water gaat ook energiebesparing. Alle waterbesparende maatregelen gericht op het besparen van warm water moeten daarom gehandhaafd blijven (zie tabel 1).

Een waterbesparende douche is belangrijker dan een waterzuinig toilet. Minder warm water uit de douche betekent minder opwarming van de doucheruimte. Om het comfort te handhaven moet worden gekozen voor een kleinere doucheruimte (of douchecabine).

Vaak wordt gedacht dat er water en energie bespaard kan worden door het warmwaterapparaat dichterbij de keukenkraan te plaatsen. Er is dan minder wachttijd waardoor er minder koud water ongebruikt wegloopt, en er blijft minder warm water ongebruikt in de leiding achter. In de praktijk blijkt echter dat een kortere wachttijd leidt tot het vaker gebruiken van de warmwaterkraan, juist omdat er minder lang gewacht hoeft te worden. Dit doet het effect van het dichtbij plaatsen van het toestel geheel teniet. Voor het gebruiken van warmwaterleidingen met een kleine diameter gaat hetzelfde verhaal op.

Het gebruik van een close-in boiler levert geen energiebesparing op omdat ook dan vaker warm water gebruikt zal worden. De winst op het leidingverlies kan bovendien worden weggesteept tegen het gebruik van elektriciteit i.p.v. gas. Het gebruik van een hot-fill close-in boiler pakt zelfs negatief uit omdat ook het leidingverlies van de ketel naar de close-in boiler er nog eens bijkomt. Bij langdurig tappen valt dat nadeel weg, maar in dat geval is ook geen close-in boiler nodig. Het enige voordeel van een close-in boiler is een verhoogd comfort, het is geen milieumaatregel.

Besparing van gezuiverd oppervlaktewater
Wanneer het drinkwaterbedrijf gezuiverd oppervlaktewater levert is het voor het milieu niet van belang of er bespaard wordt op het gebruik van koud water. Verspilling moet natuurlijk altijd vermeden worden. De energie voor de productie van drinkwater (oppompen, zuiveren, transport, druk) is verwaarloosbaar. Voor drinkwater uit oppervlaktewater is dit gemiddeld 0,07 kWh per persoon per dag (bij een gebruik van 135 liter). Voor drinkwater uit grondwater is dit gemiddeld 0,04 kWh per persoon per dag (bij een gebruik van 135 liter per dag). Dit is nog minder dan de elektriciteit die nodig is voor een elektrische wekker (van 2 Watt). De afweging om te besparen op koud water mag een puur economische zijn die door de eindgebruiker zelf kan worden gemaakt. Belangrijk is een kuubprijs waar alle kosten in zitten.

Besparing van gezuiverd grondwater
Wanneer het drinkwaterbedrijf gezuiverd grondwater levert kan koudwaterbesparing zinvol zijn. Er zijn echter meerdere reden om terughoudend te zijn ten aanzien van koudwaterbesparende maatregelen.

  • De maatregelen moeten tot doel hebben de grondwaterwinning naar een duurzaam peil terug te brengen. Slechts voor een klein deel kan dit worden bereikt door waterbesparing van kleinverbruikers. De grootste slag moeten worden geslagen met de overstap naar winning van drinkwater (of huishoudwater) uit oppervlaktewater via spaarbekkens, infiltratievelden, of oeverinfiltratie.

  • Omdat de overstap op oppervlaktewater de meest duurzame maatregel is, heeft deze maatregel de grootste prioriteit. Omdat er ruimschoots voldoende oppervlaktewater is, zijn andere maatregelen om drinkwater te besparen daarna in feite niet meer nodig. Toepassing heeft alleen zin in de overgangsperiode. Om het paard niet achter de wagen te spannen mogen de te nemen maatregelen niet belastend zijn voor andere milieucomponenten. De besparende maatregelen mogen geen extra energie vergen (elektriciteit of gas) en geen extra materialen.

  • Ook de investeringen moeten beperkt blijven zodat beschikbare budgetten effectief kunnen worden aangewend voor centraal te nemen maatregelen zoals geheel of gedeeltelijke overschakeling op oppervlaktewater.

Deze punten tezamen leveren de volgende voorkeurslijst ten aanzien van koudwaterbesparende maatregelen.:

 

Tabel: koudwaterbesparing bij drinkwater bereid uit grondwater op woningniveau in volgorde van belangrijkheid

Acceptabel of neutraal1

(doen afhankelijk van situatie)

Te grote investering

(dus niet doen)

Te veel materiaal

(dus niet doen)

Te veel energie

(dus niet doen)

Waterbesparende douchekop2 Composttoilet (in geld en tijd) Composttoilet Composttoilet (i.v.m. ventilator)4
Waterbesparende warmwaterkraan3 Regenwatersysteem Regenwatersystemen met en zonder pomp Close-in boiler
6-liter toilet met spoelonderbreking Gustavsbergtoiletsysteem   Regenwatersysteem met pomp 4
Waterbesparende koudwaterkraan      
Korte en/of onvertakte dunne warmwaterleidingen5      

1Acceptabel of neutraal; echter "goed" waar het gaat om maatregelen waarmee (tevens) warmwater kan worden bespaard. 

2Afhankelijk van doucheruimte. Heeft geen zin in combinatie met keukengeiser. 

3Warmwaterbesparende maatregelen leveren uiteraard ook koudwaterbesparing op. De thermosstatisch mengkraan levert waarschijnlijk alleen milieuvoordeel op in de douche. Daar verkort het de wachttijd namelijk. In de keuken zal het tot het vaker gebruiken van warm water leiden vanwege het eengreepsprincipe. 

4Het energieverbruik van regenwaterinstallaties met pomp bedraagt als snel meer dan het driedubbele dan dat van leidingwater of huishoudwater. Bij composttoiletten kan het elektriciteitsgebruik oplopen tot meerdere kWh per m3 drinkwater. 

5Kan ook negatief uitpakken, afhankelijk van gebruik.

 

Huishoudwater
Experimenten met dubbele leidingnetten voor de levering van huishoudwater worden tot nu toe alleen uitgevoerd door waterleidingbedrijven die gezuiverd grondwater leveren. Dat is geen toeval. Het idee achter een dubbel waterleidingnet is grondwaterwinningen te reduceren door grondwater alleen hoogwaardig toe te passen (drinken en wassen). Voor laagwaardige toepassingen (toilet) kan dan worden volstaan met huishoudwater. Huishoudwater wordt verkregen door oppervlaktewater licht te zuiveren of water te winnen via ondiepe oeverfiltratie (eventueel aangevuld met regenwater).

De introductie van huishoudwater beantwoord aan de gewenste overschakeling van grondwater naar oppervlaktewater. Het is echter de vraag of het hier niet toch om een halve maatregel gaat die de benodigde capaciteitsuitbreiding van oppervlaktewaterwinning in de weg staat.

Ondanks de minder hoge kwaliteit van huishoudwater zullen de voorzieningen die moeten worden getroffen om dit water te kunnen winnen weinig onderdoen voor de voorzieningen van de gangbare winning van oppervlaktewater. Het zal niet mogelijk zijn te ontkomen aan de aanleg van spaarbekkens, pompvoorzieningen, zuiveringsunits en de benodigde hoofdtransportleidingen. Aan de productiekant zullen de kosten daardoor vergelijkbaar zijn met die van de bepleitte capaciteitsuitbreiding van de (traditionele) oppervlaktewaterwinning. Aan de distributiekant zijn de benodigde investeringen echter hoger, er is immers een compleet extra distributienet noodzakelijk (leidingen + pompen). Ook op woningniveau zullen de installatiekosten stijgen. De introductie van huishoudwater komt daarom neer op het tegen hogere kosten leveren van een mindere kwaliteit water. Vergelijk dat eens met uitbreiding van (traditionele) oppervlaktewaterwinning waarbij zonder nadeel voor het milieu drinkwaterkwaliteit kan worden geleverd tegen veel lagere kosten.

De introductie van huishoudwater mag niet worden beschouwd als een milieumaatregel. De redenen om de introductie van huishoudwater te overwegen zijn waarschijnlijk van heel andere orde. Alle waterleidingbedrijven weten dat de winning van grondwater moet worden teruggedrongen. Wat men daarom ook weet is dat nieuwe afzetgebieden (stadsuitbreidingen) niet zouden moeten worden voorzien van drinkwater bereid uit grondwater, maar van drinkwater bereid uit oppervlaktewater. Wat doe je echter als dit gebied in het verzorgingsgebied ligt van een waterleidingbedrijf dat (alleen) met grondwater werkt? Het leveren van oppervlaktewater is in dat geval bedrijfseconomisch geen goede keus. Voor dat oppervlaktewater kan immers geen gebruik gemaakt worden van de eigen productie en zal oppervlaktewater moeten worden gekocht. Een mogelijkheid die in sommige gevallen technisch voor de hand zou liggen is het afzetgebied 'uit handen te geven' aan waterleidingbedrijven die drinkwater uit oppervlaktewater kunnen leveren. Daarmee wordt echter een stuk macht uit handen gegeven, iets dat in de regel niet als plezierig wordt ervaren. Het leveren van huishoudwater biedt in die gevallen uitkomst. De afhankelijkheid van oppervlaktewater kan worden opgeheven door binnen het eigen gebied een oppervlaktewatervoorziening te improviseren. Door dit vervolgens te presenteren als milieumaatregel kunnen de kosten aan alle afnemers worden doorberekend. Het is natuurlijk mooi om te kunnen zeggen dat met huishoudwater 30 procent op het gebruik van drinkwater uit grondwater kan worden bespaard. Het gaat echter om nieuwe afzetgebieden waar voor 100 procent oppervlaktewater zou moeten worden toegepast. In plaats daarvan wordt voor 70 procent met drinkwater uit grondwater gewerkt!

Conclusies: de introductie van huishoudwater komt neer op de levering van water van minder kwaliteit voor een hogere prijs. Dit terwijl zonder enige schade aan het milieu water van drinkwaterkwaliteit uit oppervlaktewater kan worden geleverd tegen een veel lagere prijs. De introductie van huishoudwater wordt gepresenteerd als milieumaatregel terwijl de toepassing van huishoudwater juist schadelijk is voor het milieu, omdat tegenover iedere liter huishoudwater twee liter grondwater staat. En dat in gebieden waar nu al te veel grondwater wordt gewonnen. Andere schadelijke aspecten voor het milieu van huishoudwater zijn het benodigde dubbele leidingstelsel en de investering die op andere wijze meer milieurendement kunnen halen.

De waterprijs en het zogenaamde waterspoor
In milieukringen maar ook elders is regelmatig de klacht te horen dat de waterprijs te laag is. Door de lage prijs realiseren mensen zich niet dat drinkwater een schaars product is en dat er zuinig mee moet worden omgesprongen. De lage prijs maakt het bovendien niet rendabel om te investeren in waterbesparende maatregelen. Allerlei maatregelen worden er daarom bedacht om de waterprijs te verhogen. Het waterspoor is er daar één van. Onder het motto 'de vervuiler betaalt' worden allerlei watergerelateerde heffingen gekoppeld aan het watergebruik. Het gaat om heffingen als rioolrecht, zuiveringsheffing en waterschapsbelasting, waarmee de waterprijs kunstmatig met 400 tot 500 procent worden verhoogd. Op dit moment wordt op slechts zeer beperkte schaal met het waterspoor geëxperimenteerd. De huidige wet op de waterverontreiniging staat inning gerelateerd aan het watergebruik nog niet toe.

Waarom is het waterspoor geen goed idee? Om te beginnen omdat de maatregel logisch onhoudbaar is. In eerste instantie zal het aantrekkelijk lijken waterbesparende maatregelen te treffen. Eventuele investering in bijvoorbeeld systemen voor de opvang van regenwater kunnen worden terugverdiend omdat er op kostbaar geworden leidingwater bespaard kan worden. Door de besparingen zal echter minder water verkocht worden en zullen de prijzen worden aangepast. Al snel zal voor minder water evenveel geld betaald moeten worden waardoor de investeringen niet langer gedekt zijn. Met andere woorden: de waterbesparende consument heeft geen financieel voordeel en gaat 'iets minder meer' betalen. Het waterspoor is een fopspeen.

Reeds eerder is gewezen op het belang van het terugdringen van grondwaterwinning. De genoemde acceptabele maatregelen die op woningniveau kunnen worden genomen vergen nauwelijks enige investering en een waterspoor is hiervoor niet nodig.

Zou via het waterspoor toch budget vrij gemaakt kunnen worden om te investeren in verdergaande maatregelen (zie tabel) dan zal het gaan om maatregelen die ongewenst zijn omdat ze beslag leggen op andere milieucomponenten (lucht, bodemvoorraden), of omdat het kapitaalvernietiging is.

Verhogingen van watergelden zijn alleen te rechtvaardigen als deze het gevolg zijn van het doorberekenen van kosten die gemaakt worden voor het aanleggen van infrastructuur die nodig is voor het overschakelen naar oppervlaktewaterwinning. De enkele jaren geleden ingesteld grondwaterbelasting voldoet niet aan dit criterium en moet worden beschouwd als een ordinaire belastingmaatregel. Overigens een mooi voorbeeld van hoe een niet-milieumaatregel geruisloos kan worden doorgevoerd door gebruik te maken van de hedendaagse milieupopulariteit. Voor de industrie heeft de grondwaterbelasting (die daar veel lager is) overigens wel tot positieve ontwikkelingen geleid.

Via het waterspoor wordt een administratieve koppeling gemaakt tussen watergebruik en watervervuiling. Het lijkt alsof het principe 'de vervuiler betaalt' hiermee gestalte krijgt. Het watergebruik en de bijdrage aan de watervervuiling hebben echter geen enkele meetbare relatie met elkaar. Het kwalijke van het waterspoor is dat het de suggestie versterkt dat de winning en consumptie van drinkwater nadelig zouden zijn voor het milieu. Terwijl een verantwoorde waterwinning juist wordt gedwarsboomd door het ontbreken van een fatsoenlijke oppervlaktewaterkwaliteit, suggereert het waterspoor dat het gebruik van drinkwater daarvan oorzaak is!

 

Zie ook de kortere versie van dit artikel zoals gepubliceert in het Tijdschrift Duurzaam Bouwen (Januari 1999)

 

Michèl Post