Wyers: tijd van bezinning, perspectief

Deel 2: persoonlijke motivatie

 

Naast dit stukje wil ik ook graag nog schrijven vanuit welke positie ik dit doe en hoe ik er toe ben gekomen. Toen ik pas in Wyers was kon ik heel slecht onder woorden brengen wat ik nu eigelijk wilde met de keuze om daar te gaan wonen. Ik had vage idealen over woongroepen maar voelde me tegelijkertijd onwijs sterk en gemeenschappelijk in zo'n groot gebouw dat helemaal van jou was. Na een wilde periode van een maand kwamen de eerste stappen in de richting van het wonen. Ik was vol van het idee te leven in woongroepen maar totaal onkundig en onervaren me een beeld te vormen hoe ik dat wilde, hoe ik met mensen daarin wilde omgaan en hoe je problemen aan de orde stelt. Ik begon toen om op 'geheel eigen' (lees: mannelijke) wijze aan m'n ideaal te werken door technische voorwaarden te scheppen die voor woongroepen belangrijk zijn: een keuken aanleggen; kamers bouwen, enz. Ook probeerde ik m'n vage idealen op de bewonersvergaderingen te pushen, te praten over inkomstennivellering, van mensen te eisen zich 'voor het pand in te zetten', en het beheren van de bouwpot hetgeen mij nog grotere individuele technische mogelijkheden gaf. Ik vond destijds dat ik me niet bezig hoefde te houden met zaken als koken en posten omdat ik met belangrijkere dingen bezig was. Kortom een echte bons. Toen deze situatie zo'n paar maanden had geduurd speelde ik in het pand een grote rol en had een vrij grote invloed op de interne zaken en bepaalde voor een deel het gezicht naar buiten toe. Ik merkte dat mensen mij steeds meer voor allerlei zaken begonnen aan te spreken en verantwoordelijk te stellen. In het begin vond ik dat wel een prettige situatie omdat het me het gevoel gaf dat alles om mij draaide zonder dat ik me als persoon aangevallen voelde. Toen ik een tijd in m'n macht was bevestigd en er daarom niet meer zo naar streefde ontdekte ik dat de relatie die ik had met andere mensen heel onpersoonlijk was. Steeds meer voelde ik me gebruikt en ik merkte dat mensen geen echte interesse in me hadden, en het maar mooi makkelijk vonden iemand te hebben die alles wel even deed. Ik begon meer oog te krijgen voor het feit dat het in m'n woongroep al niet veel beter was. Er werd nooit over serieuze dingen gepraat en er was nooit geld in de huishoudpot behalve als ik hem beheerde. Er werd niet regelmatig gekookt en bijna nooit afgewassen, enz. Er brak voor mij een periode aan, waarin ik het technische steeds meer begon los te laten en me steeds meer ging richten op de woongroep zelf, maar eigenlijk nog steeds technisch, door de keuken efficiënter te maken, door kachels aan te leggen zodat de mensen niet wegliepen, door de huishoudpot te beheren, door heel vaak grote hoeveelheden boodschappen te jatten bij Simon zodat er gekookt kon worden, en door zelf vaker te gaan koken. Omdat daarna alles uiteraard nog steeds te veel afhing van mijn initiatief werd het me duidelijk dat m'n ideaal alleen te verwezenlijken was als ik de dingen die ik wilde ter discussie stelde. Pas toen ook leerde ik onder woorden brengen wat ik wilde. Dit had tot gevolg dat ik de mensen veel individueler, persoonlijker ging benaderen, wat echter voornamelijk tot gevolg had dat ik verliefd werd op een meisje uit m'n groep. Tegen m'n zin in kreeg deze relatie een geforceerd karakter. Omdat de respons, die ik van heel veel mensen verwachtte uitbleef, projecteerde ik al m’n verlangen op haar. Daardoor was ik in het begin heel opeisend tegen haar. Omdat zij geen zin had in iemand die haar niet vrij liet kon ik niet wegduiken in die stelletjes relatie. Ik voelde mij toen nog harder geconfronteerd met de schijngemeenschappelijkheid in m'n woongroep Vóór Wyers had ik zulke tweezame relaties al afgezworen maar het bleek dat ik in concrete situaties nog geen kans zag alternatieven te ontwikkelen. Het werd mij steeds duidelijker op welke manier ik me in m'n stelletjes relaties emotioneel afsloot voor de buitenwereld. [In hedendaagse bewoording: ik zocht troost maar kon het bij haar niet vinden, en omdat dat deels door eigen onhandigheid kwam, ging ik me ook daarover ellendig voelen] Doordat er van de overige relaties met mensen in de woongroep en in huis weinig constructiefs terecht kwam, voelde ik me steeds meer op haar aangewezen. Ik zat in de moeilijke situatie waarin het pand me steeds minder respons gaf én ik haar niet voor me op wilde eisen. In die periode deed ik op m'n oude technische manier al helemaal niets meer in het pand en ontwikkelde op basis van m'n ervaringen steeds meer kritiek op het intern functioneren van Wyers en de woongroep. Heel langzaam kwam de drang op gang om met meer mensen over seksuele relaties te praten [lees: relaties] omdat die in veel gevallen onverbrekelijk verbonden bleken met het functioneren in de groep. Veel mensen sloten zich voor deze discussie af, waardoor ik me vrij machteloos voelde omdat alle mogelijkheden om wat te veranderen steeds verder leken uitgeput. Ik begon in Wyers alleen te wonen. Ik had in m'n kamer een eigen keukentje gemaakt terwijl ik het eerste halfjaar juist nauwelijks enige behoefte aan een eigen kamer had gehad. Tijdens het koken voor mezelf kon ik m'n tranen vaak moeilijk bedwingen omdat alles voor mij op een desillusie was uitgelopen. Toen de interne activiteiten in Wyers in augustus '82 bijna helemaal stil lagen ben ik weggegaan om het elders opnieuw te proberen in een woongroep. M'n idealen over woongroepen heb ik nog steeds maar nu onverbrekelijk verbonden met de voorwaarde dat alles ter discussie staat en er een hoge mate van samenwerking is, niet alleen op huishoudelijk gebied. Vanuit deze positie ben ik gekomen tot kritiek op Wyers en de vragen naar de coördinatiegroep, omdat ik vindt dat zij zich op dezelfde manier met het pand bezig houden als ik in het begin heb gedaan. Zeker op het moment dat er gepraat wordt over de verwezenlijking van een woonwerkcultuur denk ik dat de verantwoordelijkheid van de coördinatiegroep verder moet gaan dan het ontwikkelen van plannen, omdat die plannen nooit uitgevoerd zullen worden wanneer de discussie over de uitwerking hiervan in het pand achterwege blijft en dat die dan inderdaad een façade zullen blijken. Als de coördinatiegroep die verantwoordelijkheid niet op zich neemt, de verantwoordelijkheid voor de uitwerking van de plannen, hoe belachelijk het ook klinkt, dat vindt ik dat ze er maar mee moeten ophouden. Als ze hem wel willen nemen zullen ze moeten beginnen bij de bewonersters, en ga daar maar eens aan staan. Wat ik ook denk en hoop is dat het stukje een bijdrage levert aan de geweldsdiscussie. Ik heb mezelf al de vraag gesteld welke idealen ik straks sta te verdedigen als ik op 'de grote dag' stenen sta te gooien naar de M.E. Als krakersters alleen tot een gemeenschappelijkheid kunnen komen binnen de geweldsspiraal, in de directe confrontatie met de autoriteiten en dit niet kunnen in vredestijd – ontruimingsvoorbereiding – dan hoeft het voor mij niet meer. Ik baal van de mensen die nu al op de grote dag zitten te geilen en heftige acties aan het voorbereiden zijn. Over traditie gesproken.

 

Michèl Post

 

Wyers, tijd van bezinning, perspectief - twee delen
deel 1:  met Berd van Petersen
deel 2:  persoonlijk perspectief - in Bluf! - 1982

 


 

redrat1.gif (16781 bytes)

redrat2.jpg (38840 bytes)