Hoofstuk 1

Inleiding
 
 

1.1 Vraagstelling

In een nieuwbouwproject in de Utrechtse wijk Voordorp is gestreefd naar ecologisch bewust bouwen. In het totale plan van 66 woningen is bij 10 woningen bijzondere aandacht besteed aan het verantwoord verbruik van water. Er zijn bovenal maatregelen getroffen om het verbruik van leidingwater te minimaliseren. Vraag vermindering is bereikt door het gebruik van aangepast sanitair zoals zuinige kranen, spoelingloze compost toiletten of toiletten met regenwater spoeling. Voor wasmachines wordt regenwater benut.

Daarnaast is ook aan de waterafvoerkant veel aandacht besteed. Het zuiveren van het geproduceerde afvalwater gebeurt in een kleinschalig systeem direkt ter plaatse. Een groot voordeel is dat bij het succesvol blijken van een dergelijk zuiveringssysteem dure riool aanleg en het continu verpompen van watermassa’s over grote afstanden overbodig zou kunnen zijn. Het verbruikte en gezuiverde water kan bestemmingen krijgen zoals het voeden van een vijver en om tuinen te besproeien. Dit draagt dan ook weer bij tot minder verbruik van leidingwater.

Om de goede werking van het waterzuivering systeem te testen is er gedurende een geheel jaar iedere maand een meetprogramma uitgevoerd. Dit rapport is een verslag van dat meetprogramma. De data worden aangeboden in een staafdiagram presentatie waarbij het zuiveringsproces in het systeem per verontreiniging en per maand direkt met de wettelijke normen kan worden vergeleken. De data zijn vervolgens bewerkt om de netto reiniging (het rendement) van iedere stap in het traject van zuivering te berekenen. Ook is het effect van regenval en verdamping meegewogen bij de beoordeling van de zuiveringscapaciteit.
 

1.2 Wat wordt gemeten bij de controle van de kwaliteit van reiniging van huishoudelijk afvalwater?

Waterzuivering is gebonden aan wettelijke kwaliteitsnormen. Er zijn maxima voor verontreinigingen in het oppervlaktewater gesteld die worden aangeduid als grensnorm (tot hier maar niet verder, de oude oppervlakte waternorm) en als lozingsnorm die de hoeveelheid verontreiniging aangeeft die aanwezig mag zijn om lozing op het oppervlaktewater toe te staan. De lozingsnorm is iets minder stringent dan de grensnorm. Voor enkele specifieke verontreinigingen die nu nog moeilijk te verwijderen zijn uit het oppervlaktewater is er een streefnorm. Dit type verontreiniging, denk aan pesticiden b.v., is niet van toepassing binnen dit onderzoek.

Zuurstofverbruik

De verontreinigingen kunnen kwantitatief chemisch bepaald worden. Goed gezuiverd afvalwater dient volgens de normen een minimaal eigen zuurstof verbruik te hebben. Het verbruik ontstaat door (organische) rest materialen die biologisch, dat is voornamelijk door bacteriën en gisten, geoxydeerd kunnen worden. Dat kost zuurstof, er wordt daarbij als uiteindelijke verbrandingsproducten koolzuurgas en water gevormd. Men spreekt in dit verband van biologisch zuurstof verbruik, of biological oxygen demand (BZV, BOD).

Daarnaast is er ook chemische oxydatie, stoffen die in principe met zuurstof zouden kunnen reageren. Dat kan ook zuurstof verbruik tengevolge hebben, het chemisch zuurstof verbruik of in het engels chemical oxygen demand (CZV, COD in afkorting).

Zuurstofgebrek bij te hoge BZV en CZV waarden is schadelijk voor alle leven in het oppervlaktewater. Met name bij wat hogere temperaturen is de oplosbaarheid van zuurstof in het water minder en verlopen de biologische zuurstof verbruikende reakties sneller. De mogelijkheid dat dit gebeurt waardoor bij zuurstofuitputting bijvoorbeeld vissterfte kan optreden wordt door de wettelijke normstellingen zeer sterk beperkt.

Stikstof en fosfaat

Voor enkele verbindingen die belangrijk zijn in verband met de eutrofiërings problematiek (dat is dat er teveel meststoffen aan het oppervlaktewater worden toegevoegd en dat er daardoor wildgroei van een beperkt aantal soorten planten, met name microalgen en cyanobacterieën, en monotypische vissen populaties ontstaan) zijn stringente normen gesteld. Dat geldt voor stikstof (N) bevattende verbindingen die voorkomen in organische vorm (eiwitten, ureum etc.) en in anorganische vorm (nitraat, nitriet en ammonium). Hetzelfde geldt voor fosfaat (P) in organisch gebonden vorm of in vrije anorganische vorm. Normen voor zwavelhoudende verbindingen zijn nu nog niet ingevoerd. Ook sulfaat kan in ecosystemen de groeibeperkende factor zijn. Bij afvalwater verwerking wordt een groot deel van de zwavel belasting overigens als vluchtige verbindingen zoals H2S in de atmosfeer gebracht.

Overige

Verder worden aan afvalwater enkele specifieke eisen gesteld die in het algemeen in huishoudingen geen probleem vormen, zoals ten aanzien van de zuurgraad en de temperatuur. Het droge stofgehalte en het asgewicht worden niet echt genormeerd, wel is een hoog droge stofgehalte vaak een maat voor een hoog BZV, en een hoog asgewicht soms voor een hoog CZV. Specifiek voor dit project is de vraag of het verzamelen van regenwater voor het doen van de was mogelijke problemen met teveel ophoping van schadelijke zware metalen, zoals lood uit de uitlaatgassen afkomstig van het verkeer op een nabije snelweg of zink uit dakdek of gootmaterialen, zou kunnen geven.

Coliform bacteriën

Heel direkt schadelijk voor de gezondheid kan zijn dat in het huishoudelijke afvalwater een te hoge thermotolerante (coliform) bacteriën belasting voorkomen. Een teveel van deze (meestal goedaardige) darmbacteriën kan ook het (statistische) risico van de aanwezigheid van te hoge aantallen van ziekteverwekkende bacteriesoorten opleveren.

Een goed zuiveringssyteem moet op al deze hierboven genoemde punten volgens de normen van de wet werken.
 

1.3 De doelstelling van het Meetprogramma

De kwantitatieve chemische metingen werden maandelijks verricht om te toetsen of het afvalwater in het zuiveringssysteem effektief wordt behandeld volgens de wettelijke normen. Na een jaar meten kan hier een statistisch geborgde minimum/maximum uitspraak over worden gedaan. Een spannende vraag daarbij was of het water in de opslagvijver aan het einde van het zuiveringstraject aan de normen voor oppervlaktewater kwaliteit zou voldoen. Dan kan dit project als voorbeeld dienen voor een algemeen maatschappelijk streefdoel ‘verstandig omgaan’ met water. Met name het scenario van besparing op het dure rioolgebruik ligt als lokkende economische factor in het verschiet wanneer het water uit de vijver direkt op het oppervlaktewater zou worden geloosd. De metingen werden ook gebruikt om het zuiveringssysteem tussentijds bij te sturen en om de gevolgen van een ander (intensiever) gebruik ervan te testen.
 

1.4 Over grenzen en waarden.

Ter informatie en voor vergelijkende beoordeling van de resultaten in dit rapport zijn data over het voorkomen van verontreinigingen en wettelijke normen uit de literatuur verzameld Tabel 1.

Tabel 1. Karakteristieke waarden voor verontreinigingen in enkele soorten afvalwater (mg/l).
 

Omschrijving van de aard van het afvalwater. BZV5 CZV totaal N (organische + anorganische N totaal P droog-gewicht
ruw grijswater  740a 1500a 50a 10,4a 260a
vervuild stedelijk afvalwater voor de biologisch zuivering 500b 1250 85 (35+50) 15 1200
idem matig vervuild stedelijk afvalwater (meest frequent voorkomend) 220b 500 40 (15+25) 8 720
idem licht vervuild 110b 250 20 (8+12) 4 350
na biologische zuivering 10 laag*      
lozingsnorm  10c - 10 1 d
oppervlaktewater norm 3-5c - 2.2 0.15 d
Kan het hoger?          
Stad in woestijngebied 770 1830      
suikerfabriek 30000 60000      
melkfabriek 2000 3500      

a - ontleend aan Veerbeek, M. (1993) Afvalwaterzuivering met een Helofytenfilter, scriptie Wetenschapswinkel Biologie Universiteit Utrecht;
b - opgave volgens IHE (Delft), afgeleid van de norm gesteld door de Verenigde Naties;
c - som van BZV en CZV; d doorzicht minimaal 0.4 m;
* Geen wettelijke waarde.

In tabel 2 wordt een overzicht gegeven van de dagelijkse inbreng van verontreinigingen per persoon (dat is voor de data onder stedelijk afvalwater in het totaal van zwart en grijs water). In gemengd afvalwater komen eiwitten als de belangrijkste organische verontreiniging voor als 40 tot 60% van het drooggewicht, koolhydraten variëren tussen 25 en 50%, vetten en oliën dragen zo’n 10% bij. Organisch gebonden stikstof komt ook veel uit ureum (maar dat draagt niet veel bij aan het drooggewicht). Het grootste deel van de organische verbindingen is heel gemakkelijk biologisch afbreekbaar door oxydatie. Overigens is vergelijking van vuillast in water alleen in grammen per tijdseenheid eerlijk, want uitdrukking in grammen per liter per tijdseenheid (concentratie) kan vertekenend werken. Indien een vergelijkbare vuillast in de helft minder water wordt aangeboden dan zijn de getallen hoog. De gemiddelde bijdrage tot de vuillast per inwonerequivalent (Tabel 2) in alle omstandigheden vergelijkbaar is.
 

Tabel 2. Dagelijkse inbreng van door het lichaam geproduceerde afvallast per dag en per persoon.
 

Stof categorie hoeveelheid (in grammen)
massa (veelal water) 1100-1700
drooggewicht totaal 95-125
organisch deel 72-95
koolstof (als C) (incl. de uitgeademde CO2) 55-72
anorganisch deel (asrest) 22-29
fosfaat (als P) 2.4-3.3
stikstof (als N) 16-21
bijdrage BZV 15-20


 

1.5 Het zuiveringssysteem bij ‘Het Groene Dak’

Het zuiveringssysteem zoals dat bij ‘Het Groene Dak’ wordt gebruikt staat schematisch weergegeven in Figuur 1 (zie de volgende blz.). In een tweetal huizenblokken zijn in een kelderruimte verzamelpunten ingericht voor grijswater (dat is het afvalwater dat afkomstig is van de gootsteen, de douche, en de wasmachine) en voor zwartwater (toilet). De beide systemen zijn aangesloten op een lucht ventilatiekanaal ter beperking van overlast door geurtjes. Het grijswater passeert een grof vuil zeef en komt vandaar in een grote verzamelbak met een effectieve inhoud van 1840 l. In dit vat vindt een belangrijk deel van de zuivering reeds plaats, namelijk de afbraak van de organische verontreinigingen door oxydatie. Dit betreft eiwitten, koolhydraten, vetzuren etc. met gebonden C, N en P. Voor deze afbraak (‘biologische verbranding’) is zuurstof nodig, dat wordt uit de lucht toegevoerd door het water op gezette tijden met lucht in kontakt te brengen. Daarbij wordt het biologisch zuurstofverbruik van het afvalwater sterk verminderd. De eindprodukten zijn koolzuur en stikstofgas (CO2 en N2 die ontsnappen naar de atmosfeer), anorganische stikstof verbindingen (nitriet en nitraat) en fosfaat. De organisch gebonden stikstof wordt in de grijswater verzameltank eerst omgezet in ammonium en daarna in nitriet en vervolgens in nitraat (fig. 2). Uit dat laatste ontstaat tenslotte het gewenste eindprodukt stikstof gas (N2), mits in de reaktoren naast aerobe zones ook anaerobe zones aanwezig zijn. Dit zogenaamde denitrificatieproces komt niet zomaar tot stand, het wordt in de tank en in de bodems door in de opeenvolgende zuiveringsstappen aanwezige (‘natuurlijke’) bacteriën tot stand gebracht.

Figuur 1. Schematische weergave van het kleinschalige afvalwater zuiveringssysteem zoals dat in gebruik is bij "Het Groene Dak’. Links zijn de twee grijswater reservoirs getekend waarin het gootsteen, douche en waswater worden opgevangen. Deze bassins zijn gelijk voor beide huizenblokken als eerste zuiveringsstap. Door aerobe zuivering afbraak van organische moleculen onder vrijmaking van koolzuurgas, water, en de omzetting van de gebonden stikstof in nitraat plaatsvindt, tevens ontstaat hier anorganisch fosfaat. De tweede zuiveringsstap is verschillend voor de beide huizenblokken, een helofytenfilter (5) of een vloeikas (6). Waterberging is weer gezamenlijk in de vijver (7). De cijfers 1 t/m 7 geven de punten aan waarop de monsters voor dit Meetprogramma maandelijks zijn genomen. De monsterpunten 1, 3 en 5 behoren toe aan de zuivering met het plantenfilter (helofytenbed); de monsterpunten 2, 4, en 6 zijn van het cluster waarin een vloeikas in het zuiveringssysteem is opgenomen.

Klik hier voor figuur 1.

Figuur 2. Denitrificatie van afvalwater door bacteriën. Anders dan de organische verontreiniging die als CO2 aan de atmosfeer wordt gelaten en de stikstof verontreiniging die als onschadelijk stikstof gas op dezelfde manier verdwijnt, blijft fosfaat in het systeem. De verwijdering ervan uit het water is mogelijk door het fosfaat aan plantenwortels te adsorberen of het voor de groei van planten (kunstmest..) te laten dienen.

Klik hier voor figuur 2. (Grijswaterreaktor: Decarboxylatie en denitrificatie van de organische vuillast in afvalwater)
 

1.6 Over optimalisatie van de biologische processen in de waterzuivering bij ‘Het groene dak’

Voor nitraat produktie uit organische stikstofhoudende verbindingen, die via de tussenprodukten ammonium en nitriet tot stand komt, is zuurstof uit de lucht nodig. Dat wordt aan het grijswater toegevoegd door dat water te verpompen over een stroombed met stroomoppervlakte vergrotende plastic ringetjes dat voor goed kontakt met de lucht zorgt. Door dit geoptimaliseerde kontakt hoeft zomin mogelijk elektriciteit voor de pomp te worden gebruikt.

De omzetting van nitraat naar stikstofgas gebeurt juist zonder lucht (anaerobie). De actieve slib bacteriën op de bodem van de zuiveringstanks verbruiken zuurstof uit de lucht om het organische afval optimaal af te breken (‘verbranden, biologisch zuurstof verbruik’) en zorgen daarmee voor zuurstofarme condities in delen van de grijswater reaktor. Verdere afbraak van organische verontreinigingen kan ook zonder zuurstof plaatsvinden door vergisting. Als de zuurstof spanning echt mooi laag is, kan er methaangas worden gevormd, dat is ongewenst in het gebruikte systeem.

Het is daarom duidelijk dat het evenwicht tussen periodes met zuurstof en zonder zuurstof van groot belang is. Daarvoor is een goede afstelling van het systeem gewenst. Te weinig zuurstof zorgt voor onvolledige oxydatie van organisch vuil, kleine gistingsprodukten zoals melkzuur of ethanol geven een potentieel hoog biologisch zuurstofverbruik en er wordt zonder zuurstof uit de lucht onvolledige nitrificatie en aansluitende denitrificatie van de organische gebonden stikstof bereikt.

Nitraat dat ontstaat uit de oxydatie van de stikstofhoudende verontreinigingen (voornamelijk eiwitten) is het beginprodukt voor de gewenste volledige denitrificatie (dat is de vorming van stikstof gas), waarvoor juist weer zuurstofarme omstandigheden nodig zijn. Als bijprodukt kunnen ook nog gasvormige stikstof oxyden als lachgas worden gevormd (fig. 2). In de bodems van het helofyten filter en de vloeikas zou de gewenste zuurstofarme omgeving de laatste stap van de bacteriële denitrificatie moeten laten plaatsvinden.

Teveel zuurstof in het grijswater reservoir is dus eigenlijk geen probleem, maar dat is duur omdat elektrische energie nodig is voor een goede beluchting. Om energie zuinig te werken is het gewenst dat de elektrische pomp die voor het verpompen bij de beluchting nodig is zo weinig mogelijk aan is. Daardoor ontstaat tussen de periodes dat de pomp aan is zuurstof gebrek. Als dat niet teveel is, dus als het BZV goed genoeg is gedaald, en als het risico op methaan vorming niet bestaat, dan is dat een goede opstap is naar volledige denitrificatie. Bij de tweede zuiveringsstap is gekozen voor twee verschillende systemen. Systeem 1 is een veld aangeplant met riet, dat ook wel bekend is als een helofytenfilter (of meer algemeen plantenfilter), en dat functioneert op basis van de grote bindingscapaciteit van rietwortels voor vele verontreinigende componenten, waaronder ook fosfaat (zie M. Veerbeek (1993) Afvalwaterzuivering met een helofytenfilter, scriptie wetenschapswinkel Universiteit Utrecht). Systeem 2 is een serre-aanbouw (vloeikas) waarin planten fosfaat uit het aan de bodem toegevoerde afvalwater opnemen voor hun groei en eventueel eetbare produkten (zoals tomaten). Een voordeel van het helofytenfilter (5) is dat de bodem ervan zuurstofarm is en bijdraagt aan de denitrificatie (omzetting van nitraat in stikstof gas). Dat maakt de eisen aan de grijswater reaktor: goede afwisseling tussen aerobe en anaerobe zones minder van belang. De vloeikas (6) bodem daarentegen blijft aeroob. Daarin verloopt de denitrificatie niet goed. Hier zou de grijswaterreaktor al denitrificerend moeten werken. In die reaktor is een anaerobe zone gewenst. In de vijver (7) vinden verder geen tevoren voorziene zuiverende stappen plaats, afgezien van schijnzuivering verdunning door regenwater. De vijver is door ter zake ervaren studenten een rijk en gevarieerd biologisch systeem genoemd. Dat is een goede kwalitatieve indicatie voor de totale zuivering.



Terug naar de homepage van Het Groene Dak
Door naar hoofdstuk 2.
Terug naar inhoudsopgave.