GA NAAR INHOUDSOPGAVE
GA NAAR LITERATUUR A B C D E F G H I J K L M N O P R S T U V W Y Z
GA NAAR SAMENVATTING



HOOFDSTUK 8
ZIJN MENSEN IN STAAT OM ZELF VITAMINE B12 IN HUN DARMEN AAN TE MAKEN EN IS DEZE OPNEEMBAAR?

8.1 Inleiding
In India, waar veel vegetariërs en veganisten wonen, komen B12-gebreken minder voor dan je op grond hiervan zou verwachten; hoe dat komt is niet bekend. Er wordt vaak gewezen op het verschil in hygiëne vergeleken met de leefwijze in de rijkere landen. Maar ook in de rijke landen vertonen veel mensen die veganistisch leven soms na lange tijd nog geen B12-gebrek. Om dit te verklaren wordt wel gewezen op de mogelijkheid van B12-productie door de eigen darmflora; overtuigend aangetoond is dit echter nooit. Onderzoek op dit gebied is niet eenvoudig, de soortenrijkdom van de darmflora is groot en verschilt bovendien sterk in de verschillende delen van het darmkanaal. Ook van persoon tot persoon en van dag tot dag zijn de verschillen groot [Gorbach 1967a]. Wel zijn er verschillen vastgesteld tussen de darmflora van mensen die in de tropen leven en mensen die in de gematigde zones leven, bijvoorbeeld tussen Indiërs uit India en Indiërs die als immigrant in Engeland leven.

8.2 Productie van vitamine B12 in de dikke darm
Over één vraag lijkt temidden van alle onzekerheid consensus te bestaan: in de dikke darm wordt B12 aangemaakt [Herbert 1988b]; [Dyke 1950]; [Callender 1951 en 1949]. Deze is echter niet direct opneembaar [Nutrition Reviews 1980] en aangezien mensen over het algemeen niet met hun eigen poep in aanraking komen, laat staan dat ze die eten, wordt van deze bron ook indirect geen gebruik gemaakt.
Sheila Callender deed in de jaren '50 een experiment met veganistische vrijwilligers die aan B12-gebrek leden. Zij verzamelde van iedere persoon de poep van een 24-uurs periode en maakte er extracten van. Deze werden door de veganisten ingenomen, en met deze extracten bleken de symptomen van B12-gebrek te kunnen worden bestreden. Uit dit experiment is af te leiden dat in de dikke darm inderdaad vitamine B12 wordt aangemaakt, maar ook zou je kunnen afleiden dat B12, in ieder geval bij deze vrijwilligers, niet of niet genoeg wordt opgenomen door de wand van de dikke darm. Met de verbeterde CPB is vastgesteld dat poep per 24 uur ongeveer 5 micro gram B12 bevat. Deze 5 microgram is slechts 5 procent van het totaal aan corronoïden die in poep gevonden wordt. Van het totaal is dus 95 procent analoog [Herbert 1988b].

Voor het maken van de extracten paste Callender bij een eerder experiment met een pernicieuze anemie-patiënt de volgende werkwijze toe. Ze liet 200 gram poep (nat gewicht) verteren door er papaïne aan toe te voegen. Dit is een enzym dat gewonnen wordt uit onrijpe papaja's en dat in staat is om de eiwitten verder af te breken. De vloeistof die overbleef na het wegfilteren van de niet in water oplosbare delen, werd geëxtraheerd met phenol. Dit is een giftige koolwaterstof. De phenol werd vervolgens verwijderd met ether en de overblijvende waterige oplossing werd gesteriliseerd met een filtertechniek [Callender 1949]. Later werden door haar andere methoden gehanteerd [Callender 1951]. Hierbij werd naast phenol ook gebruik gemaakt van actieve kool en ethylalcohol.
Ook al is B12 uit de dikke darm niet rechtstreeks opneembaar, toch is de B12 van eigen poep voor sommige veganisten van groot belang. Halsted [1959] vroeg zich af waarom een bepaalde groep Iraanse religieus-veganisten geen B12-tekorten opliep. Hij bezocht de mensen en zag dat zij hun groenten bemesten met menselijke poep (night soil). De groenten werden gegeten zonder ze al te goed te wassen. De hoeveelheid vitamine B12 die er nog aan kleefde was voor hen blijk baar voldoende.

8.3 Productie van vitamine B12 in de dunne darm
In de dikke darm wordt B12 geproduceerd. B12 wordt echter alleen opgenomen in het ileum (dit is het laatste 2/5 deel van de dunne darm). Wanneer B12 hier zou worden aangemaakt en zou kunnen worden opgenomen, zou dat voor veganisten heel interessant zijn. Een van de condities waaraan zou moeten worden voldaan wil er van B12-productie sprake kunnen zijn, is dat er zich in de het ileum van gezonde mensen een vaste darmflora bevindt waarin zich ook B12-producerende bacteriën bevinden. Het is niet duidelijk of dit werkelijk zo is. Het laatste deel van het ileum is een overgangsgebied naar de dikke darm. In dit deel bevinden zich meer bacteriën dan in het eerste deel van het ileum [Bhat 1972]. Het kan zijn dat de micro-organismen die hier voorkomen (en zijn aangetoond), afkomstig zijn van de dikke darm en niet tot de vaste darmflora van het ileum behoren [Bhat 1972]. De micro-organismen die zijn aangetoond in het eerste deel van het ileum zouden toevallige voorbijgangers kunnen zijn, afkomstig uit andere delen van het darmstelsel, uit de blinde darm bijvoorbeeld. Of ze zijn afkomstig uit mond en keel, of van voedsel of (besmet) drinkwater [Bhat 1972]; [Gragan 1953], en hebben de passage door de maag overleeft. Dit is vooral mogelijk wanneer er in de maag slechts een zwakke afscheiding van maagzuur is.
Volgens Albert [1980] en Bhat [1972] bevindt zich in het eerste deel van de dunne darm (dus niet in het ileum) bij mensen in de gematigde zones in gezonde toestand geen vaste microflora. In warmere streken is dit waarschijnlijk anders. Er is echter weinig over bekend [Gorbach 1967b]. Gragan [1953] beweert dat het eerste deel van het ileum onder normale omstandigheden nagenoeg steriel is. In een Indiaas onderzoek naar de productie van B12 in het ileum is gekeken of de verschillende micro-organismen, die via een operatieve ingreep rechtstreeks geoogst werden uit het ileum van gezonde Indiërs (in India), in staat waren om buiten het lichaam (in vitro) op kweek B12 te produceren. Naast een reeks van micro-organismen die geen B12 of slechts analogen produceerden (gemeten met Euglena gracilis) werden er twee micro-organismen gevonden die wel B12 produceerden: Pseudomonas en Klebsiella sp. De bepaling van de 'echte' B12 werd gedaan met Ochromonas malhamensis. De B12 die geproduceerd werd door Klebsiella was gebonden aan het cellichaam van de bacterie, terwijl de B12 die door Pseudomonas werd geproduceerd ongebonden in de oplossing kwam [Albert 1980]. Het is natuurlijk nog de vraag of de aanmaak van B12 door deze of nog andere organismen ook binnen het lichaam plaats vindt. Wanneer dat zo is, is de vraag interessant of deze B12 ook opneembaar is.
De B12 die zich niet vrij in de oplossing bevindt en gebonden is aan het micro-organisme zal hiervan eerst vrij gemaakt moeten worden. Voor de vrije B12 geldt dit uiteraard niet. Het vrijmaken kan alleen als de micro-organismen verteerd worden. Het is zeer de vraag of iets dergelijks in het ileum plaats kan vinden. Het losmaken van B12 gebeurt doorgaans in de maag onder invloed van maagzuur en pepsine. Een andere voorwaarde voor de opname van de B12 is dat er in het ileum vrije IF (intrinsieke factor) beschikbaar is. Ondanks het feit dat ongebonden IF in het darmkanaal niet stabiel is, schijnt dit laatste toch het geval te zijn. Het B12-IF-complex zou dan vervolgens kunnen worden opgenomen door de darmwand (in het ileum).

8.4 Positieve en negatieve invloed van de darmflora op B12-opname
Een vaste darmflora zou B12 kunnen produceren. Het is echter zeer de vraag of het bestaan van een darmflora in het ileum bevorderlijk is voor de opname van B12. Door de aanwezigheid van een darmflora kunnen er namelijk een aantal complicaties optreden. Complicaties die niet alleen van invloed zijn op de opname van de B12 die door de darmflora zelf is geproduceerd, maar ook van invloed zijn op de opname van de B12 afkomstig van voedsel en van de enterohepatische kringloop (wat voor veganisten (die geen B12-pillen slikken) de grootste hoeveelheid B12 is die dagelijks wordt opgenomen).
Positieve en negatieve effecten van de darmflora op B12-opname:

 

8.5 Invloed van eetgewoonten op de productie van vitamine B12
Er is weinig bekend over de precieze uitwerking van verschillende soorten voedsel op de darmflora. Door vegetarisch te eten verandert de samenstelling van de darmflora in ieder geval wel, en misschien is dit ook van invloed op wat er in het ileum gebeurt [Nutrition Reviews 1980]. Bij sommige dieren is van invloed welke voedingsvezels ze binnen krijgen. Pectine (zit onder andere veel in fruit) dat voor 80 procent verteerbaar is, verstoort de B12-opname. Cellulose dat niet verteerbaar is, verstoort de opname van B12 niet. Het zou kunnen dat pectine de groei van micro-organismen stimuleert waarbij die laatsten vervolgens een competitie aangaan met de gastheer (m/v) om de beschikbare B12 [Nutrition Reviews 1991]. Ook de B12 van de enterohepatische kringloop kan hierin betrokken zijn [Cullen 1989].

Conclusie: exacte informatie over dit onderwerp is niet voorhanden. Het kan zijn dat de darmflora bij sommige individuen een bijdrage levert aan de B12-voorziening. Er is echter geen enkele aanleiding om daar op te vertrouwen. Mijn mening is dat een strikt veganistische voeding leidt tot een langzame uitputting van de B12-voorraad. Ik word hierin onder andere bevestigd door alle veganisten in mijn eigen omgeving. Door deze mensen wordt op verschillende manieren veganistisch gegeten. Met meer en met minder rauwkost, met meer en met minder eiwitten en met meer en met minder koolhydraten.



GA NAAR INHOUDSOPGAVE
GA NAAR LITERATUUR A B C D E F G H I J K L M N O P R S T U V W Y Z
GA NAAR SAMENVATTING