|
|
Het
patriarchaat en de positie van mannen en vrouwen daarbinnen
In de vroege geschiedenis waren het voornamelijk de vrouwen die de arbeid
verrichtten om datgene te produceren wat nodig was voor de instandhouding
van het leven. In zowel de materiële als immateriële levensbehoeften
werd voldaan zonder dat dat ten koste ging van anderen. In sommige
activiteiten zullen mannen en vrouwen hetzelfde aandeel hebben gehad, maar
de productie van nieuwe mensen, de productie van nieuw leven, is
natuurlijk altijd het terrein van vrouwen geweest. Daarom werd de vrouw en
niet de man het symbool van de vruchtbaarheid. De vrouw belichaamde het
voortbrengende principe. Vrouwen stonden daardoor, bedoelt of onbedoeld,
al snel symbool voor de productie in het algemeen, waarschijnlijk omdat de
twee belangrijkste vormen van productie, namelijk die van nieuwe mensen en
van voedsel (landbouw) beiden te maken hebben met vruchtbaarheid. Voor
mannen werd dat na verloop van tijd een probleem. Naast het praktische
feit dat vrouwen opdraaiden voor de voeding van hun (eigen) kinderen, te
beginnen met de borstvoeding, namen vrouwen in de landbouw en het
verzamelen zowel daadwerkelijk als symbolisch (in riten) een belangrijkere
plaats in dan mannen. Mannen hebben zich op een bepaald moment
waarschijnlijk buitengesloten gevoeld van de alomvattende macht van
vrouwen. Op grond van hun geslacht stonden ze buiten de productie, hadden
ze geen aanzien, stonden ze buiten de erfopvolging (dat was namelijk
steeds de jongste dochter), en stonden ze buiten zaken als religie en
riten. Mannen wensten ook aanzien en macht, macht over de productie en
over voorraden, macht over (de productie van) werktuigen en rituele
voorwerpen. Het zijn waarschijnlijk dit soort wensen en verlangens die aan
de basis van de patriarchale revolutie hebben gelegen. Het is begrijpelijk
dat deze verlangens en krachten van mannen überhaupt pas konden ontstaan
nadat vrouwen cultuur hadden ontwikkeld, pas nadat er riten waren,
voorraden waren, er landbouw was, erfopvolging was en er bezit/gebruik van
goederen en werktuigen bestond (draagzak en graafstok), en pas nadat
vrouwen muziek-instrumenten hadden waarop bij speciale gelegenheden werd
gespeeld. Pas toen begonnen mannen met de opbouw van een tegenmacht. De
geschiedenis van het patriarchaat begint daar waar voor het eerst wat te
roven valt. De mannen zagen zich geconfronteerd met een cultuur (van
vrouwen) die zichzelf in alles kon voorzien. Er was nergens vraag naar.
Door net als vrouwen voedsel te gaan produceren, of andere nuttige dingen
te gaan doen, zouden ze niets kunnen toevoegen. Het was niet mogelijk voor
hen om via gewone dingen macht te verwerven. Bovendien wilden de mannen
zich niet inlaten met de productiewijzen van de vrouwen, want dat zou
neerkomen op heiligschennis en was bovendien geen manier waarmee zij zich
tegen vrouwen konden afzetten. Ze wilden zich met hun productiewijzen
onderscheiden van vrouwen. Ze wilden hun eigen geheimen, hun eigen geheime
clubs. Omdat de mannen er niet voor kozen om een eindeloze, bittere en
haast onmogelijke strijd aan te gaan voor het verkrijgen van
gelijkwaardige posities binnen de leefwereld van vrouwen, bleef er maar
één ding voor hen over: zij moesten de principes van het leven en van de
natuur gaan overtreden (natuur-principes waar vrouwen van hadden geleerd,
die door hen werden respecteerden, en waarvan vrouwen gebruik hadden
gemaakt om een cultuur op te bouwen). Op het gebied van de voortplanting,
het gebied waar vrouwen de grootste macht hadden, zie je bijvoorbeeld dat
mannen zich maandelijks in de penis gingen snijden (zodat ook zij bloed
konden laten zien) of dat mannen juist vlak na de geboorte van een kindje
op bloederige wijze jachtbuit gingen aanbieden. Overal kwam het
verschijnsel voor van de zogenaamde couvade. Dit is een ritueel waarbij de
man in het bed gaat liggen van een vrouw die moet bevallen en vervolgens
net doet alsof hij bevalt. Hij leidt de pijnen en hij krijgt de verzorging
en het kraambezoek. De vrouw bevalt ergens achteraf in een schuurtje of in
het bos. En er is de patriarchale theorie van de homunculus, het idee dat
het mannelijk zaad in feite een heel klein compleet mensje is dat in de
vrouw slechts uitgroeit (de vrouw als vruchtbare maar passieve akker). Er
zijn de initiatieriten die vaak gepaard gaan met vernedering en geweld om
jonge jongens te zuiveren van hun vrouwelijke afkomst alvorens ze worden
herboren. Methoden van mannen om vrouwen het monopolie over het
baarvermogen te ontnemen worden nu nog steeds ontwikkeld, maar daarover
verder in dit stuk meer. Bij alle vormen van productie die oorspronkelijk
door vrouwen werd verricht, zijn mannen bezig geweest te penetreren,
zichzelf belangrijk te maken, surrogaten te bedenken en die in te voeren,
zodat zij telkens een deel van de macht naar zich konden toetrekken. Zo'n
patriarchale geschiedenis is te vertellen op het gebied van de
voortplanting, landbouw, de geneeskunde, de muziek, de bouwkunst, de
religie, de houding t.o.v. de natuur en dieren, eigenlijk in alles. Overal
hebben mannen oneerlijke concurrentiestrijd gevoerd door hun surrogaten te
introduceren en vrouwen te dwingen die te aanvaarden, vrouwen hun eigen
productie/leven/autonomie te ontzeggen, te beletten, te verbieden, te
verkrachten, uit te roeien. In die zin heeft het patriarchaat dezelfde
mechanismen en methoden als het kapitalisme. Ook vandaag de dag staan
vrouwen dichter bij de productie voor en van het leven dan mannen. Want
wereldwijd zijn het vrouwen die het voedsel produceren en/of verwerken en
mensen voeden. Ook zijn het de vrouwen die de kinderen baren en opvoeden,
wat natuurlijk ook een vorm is van productie van en voor het leven. Het
baren en het produceren van voedsel vormen tezamen de oerproductie en deze
ligt aan de basis van iedere verdere productie. Dit zou geen reproductie
moeten heten, zoals in het Marxisme, maar volmondig productie moeten
worden genoemd. De rest (industrie e.d.) is reproductie. Voor deze
oerproductie geldt iets heel bijzonders, iets heel anti-patriarchaals: het
is geen productie in fabrieksmatige zin maar een interactie met de natuur.
Het is de productie van/met/door het leven, hetgeen iets is dat het leven
zelf doet. Leven 'produceert' zichzelf. Dat is een biologisch gegeven maar
nog veel meer. Deze productie moet gezien worden als bewuste arbeid, het
is een arbeid die creatief is. Het leven is altijd creatief, het leven is
een scheppend proces, continu op zoek naar nieuwe mogelijkheden. Het
menselijk bewustzijn is niet tegengesteld aan dit principe. Het leven is
niet in tegenspraak met vrijheid, vrije keuzes, of creativiteit. In de
analyse van het patriarchaat gaat het niet om de tegenstelling natuur/mens
of natuur/vrijheid of het leven/vrijheid. Het gaat om de tegenstelling
tussen daar waar de principes van het leven worden gerespecteerd en het
leven dus tot ontplooiing kan komen, en daar waar de principes van het
leven niet worden gerespecteerd en het leven dus niet tot ontplooiing kan
komen. In de patriarchale wereld van vandaag wordt ontkent dat de
(re)productie creatieve, bewuste arbeid is. Ten opzichte van vrouwen uit
zich dat in het seksisme, ten opzichte van de natuur in patriarchale
omgangsvormen met de natuur (kernenergie, jacht). Mannen hebben zich
altijd tegen de oervorm van productie afgezet en getracht daar een ander
soort van productie tegenover te stellen, surrogaten te bedenken en
technieken te ontwikkelen. In plaats van gewoon mee te doen met vrouwen,
überhaupt met een productiewijze in interactie met de natuur, hebben
mannen vrouwen proberen te ontdoen van hun mogelijkheden om te produceren
in interactie met de natuur en dus van hun mogelijkheden om autonoom te
zijn. Nooit hebben ze lering getrokken uit het feit dat ze ten alle tijden
afhankelijk zijn gebleven (juist door hun houding) van de productie door
vrouwen en de natuurlijke bronnen (het milieu). Het patriarchaat bedreigd
vrouwen in hun productie van basislevensbehoeften door de manier waarop
het tegen de productie aankijkt en produceert. Het patriarchaat wil zelf
het levensprincipe zijn en plaats zich boven het leven. De
productiemethoden van het patriarchaat zijn levensvernietigend,
discrimineren het leven, overweldigen het leven en zijn in feite de
productie van dood. Chemische landbouw, overbegrazing door vee met als
gevolg verwoestijning, kernenergie, roofbouw op de wouden,
genentechnologie, ruimtevaart, verkrachting van vrouwen en de productie
van dood en giftig materiaal (plastic, P.C.B.'s, spaanplaat, aluminium).
Patriarchale productie is de verbanden uit het leven trekken, is ontleden
en analyseren en er vervolgens niet in slagen het weer goed te krijgen.
Het is delen, splijten, pletten, verscheuren, snijden, steken, knippen,
walsen, boren en breken. Het is verdelen en heersen, het is uithongeren en
bombarderen, het is zelf god willen zijn in plaats van eenheid in het
geheel te willen zien, het is in oorlog avontuur zien i.p.v. vernietiging,
in verkrachting liefde, in afhankelijkheid vriendschap, in het gezin een
collectief, in een auto vrijheid, in porno opwinding. Laat één ding
duidelijk zijn: het patriarchaat produceert niets. Boven het leven staan
en er geen onderdeel van willen uitmaken kan praktisch gezien maar op
één manier: jezelf in posities manoeuvreren waarin je beslist over leven
en dood. Posities van waaruit het lijkt alsof het leven beheersbaar kan
worden gemaakt. Ruimte voor een patriarchale cultuur en patriarchale
productiewijzen kunnen alleen bestaan als niet-patriarchale
productiewijzen en omgangsvormen worden verkracht, verboden, bestraft, en
beroofd. Het patriarchaat maakt mensen van zich afhankelijk door mensen
van hun basislevensbehoeften te ontnemen. Door rijkdom te monopoliseren en
surrogaten er voor in de plaats te stellen.
Over
de verhouding tussen anti-patriarchale strijd en anti-imperialistische
strijd
Wat belangrijk is voor deze discussie is het besef dat het
patriarchaat zich nu wereldwijd heeft georganiseerd en die macht nog
steeds zowel qua territorium als kwalitatief verder uitbouwt. Het
patriarchaat is in zichzelf een imperialistische kracht. Het kapitalisme
en het imperialisme hebben eigenschappen die overeen komen met die van het
patriarchaat. Ook vanuit het patriarchaat kun je uitkomen op accumulatie
van kapitaal, op het monopoliseren van natuurlijke bronnen, het uitbuiten
van vreemde arbeid, en geweld. Het patriarchaat is echter meer. Het is
belangrijk om achter schijnbaar kapitalistische en imperialistische
ontwikkelingen de patriarchale tendensen vandaan te halen. Wat ook
belangrijk is voor de discussie over het verschil is de rol die geld
speelt. Geld wordt vaak als de motor achter kapitalistische en
imperialistische ontwikkelingen gezien en vanuit kapitalistische logica
klopt dat ook. Vanuit een anti-patriarchaal perspectief klopt het echter
niet helemaal. Het verschil tussen de oude patriarchale maatschappij en de
kapitalistisch patriarchale van nu, is dat mensen nu nóg verder zijn
afgesneden van de autonomie over hun eigen leven, van de
productiemiddelen, van hun basislevensbehoeften. Steeds meer elementen van
die automie zijn handelswaar geworden en hebben dus een geldwaarde
gekregen. Door deze vergaande ontworteling en vervreemding, waarvoor geld
een symbool en een instrument is, is het mogelijk geworden het systeem
steeds verder te analyseren in termen van geld en dus kapitalistisch te
noemen. Maar waarom wordt de accumulatie van kapitaal centraal gesteld?
Waarom is winst een motief tot handelen? Het systeem is net zo goed in
steeds verdergaande mate te analyseren in termen van geweld, of in termen
van racisme, of in termen van vrouwenonderdrukking in termen van
internationale arbeidsdeling. Dat zijn allemaal patriarchale niveaus
waarop het systeem kan worden geanalyseerd en in feite is het
onbegrijpelijk waarom geld en winst als doel van het systeem wordt gezien
en de rest als middel. De bedoelingen van het patriarchaat gaan veel
verder dan winst. De bedoeling van het patriarchaat is het monopoliseren
van de productie, mensen de toegang tot de eigen productiemiddelen en
methoden te ontzeggen, mensen afhankelijk te maken van de patriarchale
productie. Om dit te bereiken is het voor het patriarchaat nodig om
surrogaten te produceren. Is het nodig voor het patriarchaat om vrouwen te
onderdrukken, racistische theorieën te ontwikkelen, geweld te gebruiken,
alles wat heel is te breken, de productie van en voor het leven uit te
roeien of uit te buiten. Waarom? Niet om geld. Voor het patriarchaat is
geld slechts een middel. Het patriarchaat heeft het medium geld nodig om
mensen in hun systeem te kunnen laten functioneren terwijl ze zijn
afgesneden van de productiemiddelen. Een antikapitalistische analyse die
er van uitgaat dat winstmaximalisatie de motor is achter de onderdrukking
en die bovendien zegt dat de rijkdom eerlijk verdeeld zou moeten worden,
gaat er ergens van uit dat er een element van bevrijding in geld zit. Dat
het een waardevrij medium is dat, mits eerlijk verdeeld, voor iedereen
vrijheid zou kunnen opleveren. Maar vrijheid en geluk, een
anti-patriarchale leefwijze, is met geld niet te koop. Met geld kan dan
misschien een vrouw gekocht worden die omgekocht is om behoeften te
bevredigen, maar dat kan ook met geweld bereikt worden. Er is geen
fundamenteel verschil tussen geld en geweld. Geld is de uitdrukking van
een ontwortelde leefwijze die geen ontsnappingsmogelijkheden biedt. Net
als geweld. Bevrijding is alleen mogelijk in de strijd, geld kan alleen
gebruikt worden voor patriarchale behoeftebevrediging, namelijk voor een
leven losgekoppeld van de productie van en voor het leven.
Vrouwenonderdrukking als eerste, en verder het imperialisme, het racisme,
het soortisme, de vervreemdende productiewijzen, de productie van giftige
stoffen, en kernenergie. Het zijn allemaal doelen én middelen van het
patriarchaat. Verkrachting van vrouwen, de zucht naar winst, de chemische
landbouw, genentechnologie, de plasticproductie en auto's, het zijn
allemaal patriarchale productiewijzen die zowel doel op zich zijn als
eventueel een middel tot winst. Kortom: een economische of kapitalistische
analyse is niet in staat om de samenhang en de richting van patriarchale
methoden te begrijpen en te omvatten. Economisch denken is in wezen een
patriarchale manier van denken. Denken over vervreemding maar in termen
van vervreemding. Veel verder kom je als je die vervreemding afzet tegen
de niet patriarchale productiewijzen, de productie voor en van het leven.
Daarom is het voor de anti-patriarchale strijd van wezenlijk belang om een
standpunt in te nemen over het begrip natuur en het begrip leven. Het
enige wat werkelijke bevrediging kan schenken is de natuurlijke rijkdom
van het leven, maar die wordt juist geroofd door het patriarchaat. In de
vorm van het lichaam van vrouwen (verkrachting), de arbeid van mannen en
vrouwen (sollicitatieplicht) en de natuurlijke bronnen (milieu). Geld
geeft geen toegang tot de natuurlijke rijkdom van het leven op een andere
manier dan geweld daar toegang toe zou kunnen verschaffen. Geld dient
patriarchale doelen (het onderhouden van een gezin), geld is
onderdrukking, als winst al een doel zou zijn van het kapitalisme, dan is
dat omdat de hele definitie van het begrip kapitalisme daaraan is
opgehangen. Voor de strijd tegen het patriarchaat (inclusief het
kapitalisme) is het hele winstmaximalisatie-concept helemaal niet nodig.
Gestreden moet worden daar waar racisme is, waar vrouwenonderdrukking,
waar soortisme is, waar productie van gif plaats vindt. Niet meer praten
over geld en over economie zal de strijd alleen maar inhoudelijker maken.
Vanuit een anti-patriarchaal perspectief zou de minimale
antikapitalistische eis moeten zijn: afschaffing van het geld. Waarom
wordt in de anti-imperialistische strijd het kapitalisme als rode draad
voor de analyse van uitbuiting gebruikt? Waarom wordt eerst een zogenaamde
motor achter het systeem gezocht(winstmaximalisatie) en wordt vervolgens
getracht dat gegeven te combineren met de positie van vrouwen, de nieuwe
technologieën en geweld? Waarom zo ingewikkeld doen? Waarom niet meteen
anti-patriarchale strijd voeren vanuit een analyse van het imperialistisch
patriarchaat waarin al die dingen toch allemaal terugkomen.
Over
de positie van vrouwen en de positie van mannen
Wat ik mis in bestaande anti-patriarchale strijd is de koppeling van
de strijd aan het zoeken naar basislevensbehoeften. Het zoeken naar een
leefwijze gericht op een productie van en voor het leven. We moeten ons
meer bezig houden met de vraag wat voor ons basislevensbehoeften zijn. Dat
betekent je afvragen wat werkelijk nodig is, en dus ook wat zeker niet
nodig is, om een bevredigend, vrij en strijdbaar leven te leiden dat niet
ten koste gaat van andere mensen waar dan ook en van dieren en van overige
natuur. Basislevensbehoeften kunnen de verbinding vormen tussen dagelijks
leven en de strijd. Basislevensbehoeften zouden dat kunnen zijn waarvóór
je vecht. Het is voor ons van wezenlijk belang om wel na te denken over
hoe de productie georganiseerd zou moeten zijn, juist omdat we hier in het
westen zo ver van niet-patriarchale productie afstaan. Het bestaande
productie apparaat is niet geschikt om te dienen als uitgangspunt voor die
strijd. Het gaat niet om een eerlijke verdeling van dat wat er nu is of om
een collectieve organisatie van dat wat hier nu is. Na een omwenteling in
anti-patriarchale zin (of wat hetzelfde is: een anti-imperialistische
omwenteling die niet seksistisch, racistisch, soortistisch, enzovoort is),
zijn de huidige technologieën en productiewijzen waardeloos. Het gaat
daarom niet om het overnemen van de productiemiddelen. De
productiemiddelen van nu zijn onderdrukkingsmiddelen die moeten worden
afgeschaft. Alles moet anders. In een voortdurende discussie moeten
hierover standpunten worden ingenomen. Standpunten en gedachten over de
productie van en voor het leven, van basislevensbehoeften, staan
natuurlijk heel dicht bij je eigen houding ten opzichte daarvan. Productie
van en voor het leven begint bij je eigen lichaam en het dagelijks leven.
Het gaat erom hoe je zelf omgaat met voedsel, chemicaliën,
voorbehoedsmiddelen, omgangsvormen. Allemaal gebieden waar het
patriarchaat in is doorgedrongen. Over al die dingen nadenken, daar
alternatieve keuzes in maken, daar in experimenteren en zoeken naar dat
wat beter bevalt, is de inspiratiebron voor anti-patriarchale strijd. De
verbindingen tussen (de onvrede met) het dagelijkse leven en de strijd
tegen onderdrukking zouden veel openlijker en consequenter moeten worden
gelegd. Het persoonlijke is politiek. Hierdoor kunnen de strijd tegen
onderdrukking en het dagelijks leven elkaar continu blijven stimuleren. En
dat moet ook, want wil verzet een grote continuïteit krijgen dan betekent
dat, dat je je met je hele persoonlijkheid met die strijd moet kunnen
identificeren. Dat betekent dat er naar gestreefd moet worden, zeker dat
de pretentie moet worden uitgesproken, dat alle aspecten van het
dagelijkse leven ter discussie moeten staan. Dat je er naar streeft dat nu
al zoveel mogelijk aspecten van je dagelijkse leven zodanig worden
ingevuld dat ze onderdeel gaan uitmaken van de oplossing, van een
leefwijze niet afhankelijk van of ondersteunend aan onderdrukking. In
hoeverre de praktische strijd dat toestaat is een tweede. Het is
waarschijnlijk niet toevallig dat veel onderwerpen die dicht bij het
lichaam en het dagelijks leven staan en omgezet zijn in praktische strijd,
onderwerpen zijn van de vrouwenstrijd. Bijvoorbeeld de strijd rond
genentechnologie, rond voedsel, rond bevolkingspolitiek en vrouwenhandel.
Mannen zouden hun perspectieven in de strijd veel breder kunnen maken als
ze hun strijd tegen de rolpatronen, tegen het seksisme van zichzelf, van
hun emancipatie, zouden omzetten in concrete strijd, in anti-patriarchale
strijd. Patriarchale productiewijzen zijn niet gericht op de (re)productie
van en voor het leven. Het mannelijk rolpatroon ook niet. Dat blijkt uit
de afstandelijkheid van mannen onderling, het seksisme naar vrouwen, de
fascinatie voor techniek, het overheersende en autoritaire. Het stereotiep
mannelijk rolpatroon afwijzen betekent een totaalstrijd voeren, betekent
meedoen aan de strijd die vrouwen al 5000 jaar voeren, de strijd voor
autonomie over de productie van en voor het leven. Anti-patriarchale
strijd is eigenlijk een soort vrouwenstrijd in anti-imperialistische zin.
De rode draad in patriarchale onderdrukking is de onderdrukking van
vrouwen op alle mogelijke manieren. Daarom is het verschil tussen
vrouwenstrijd en anti-patriarchale strijd niet groot. Het hangt er vanaf
hoe vrouwenstrijd wordt gedefinieerd of het hetzelfde is als
anti-patriarchale strijd. Vrouwenstrijd kan in ieder geval wel gevoerd
worden als een strijd tegen het imperialistische patriarchaat. Voor het
burgerlijk feminisme geldt dat natuurlijk niet. Antikapitalistisch strijd
kan niet gevoerd worden als anti-patriarchale strijd omdat de
antikapitalistisch analyse nog nooit eisen heeft gesteld die verder gaan
dan het eerlijk verdelen en collectief beheren van het bestaande
productie-apparaat. Ze gaat dus uit van de bestaande productiemethoden die
alleen maar onderdrukkend kunnen zijn in de verhouding met vrouwen en
natuur. Zolang geld en winst gezien worden als een inherente waarde van
het systeem, als iets dat je ook eerlijk kunt verdelen, betekent dat dat
de ontworteling, het losgerukt zijn van de productie van en voor het
leven, blijft voortbestaan.
Over
antimilitaristische strijd
Wil je niet alleen maar anti zijn en in je strijd duidelijk ook ergens
vóór zijn, dan kan antimilitaristische strijd alleen maar gevoerd moeten
worden als onderdeel van een bredere strijd tegen het imperialistische
patriarchaat. Want voor het militarisme zelf kunnen immers geen
niet-kapitalistische of niet-patriarchale alternatieven worden bedacht.
Simpelweg omdat het militarisme overbodig is en gewoon weg moet. Toch is
er tot nu toe vanuit antimilitaristische strijd nog nooit een bredere
visie ontwikkeld. Op het gebied van voedsel en voortplanting ligt dat heel
anders. Ook die sectoren zijn nu patriarchaal, maar het blijven wezenlijke
productievormen die moeten blijven bestaan, en daar moeten dus
alternatieven voor worden ontwikkeld. Het militarisme kan niet worden
beschouwd als de monopolisering of verwringing van een specifieke
productie van en voor het leven, maar is slechts een instrument in handen
van het patriarchaat om op andere gebieden wel wezenlijke vormen van
productie te kunnen monopoliseren. Antimilitaristische strijd moet daarom
gevoerd worden in combinatie met de strijd voor basislevensbehoeften, de
strijd voor autonomie over de productie van en voor het leven (dus ook het
lichaam van vrouwen), en wel op die plaatsen en in die verbanden waar het
militarisme die strijd onmogelijk maakt, daar waar het militarisme de
basislevensbehoeften concreet bedreigd. Antimilitaristische strijd als
doel op zich kan nooit optimaal functioneren. Je beperken tot
antimilitaristische strijd, dus het antimilitarisme als speerpunt nemen,
heeft de verleiding in zich geen vorm te hoeven geven aan de strijd vóór
de autonomie over de productie van en voor het leven, en het ontwikkelen
van ideeën hierover. Het belangrijkste argument dat door antimilitaristen
wordt gebruikt om over de alternatieven niet te hoeven nadenken, is dat de
machthebbers in laatste instantie altijd naar het middel militarisme
zullen (moeten) grijpen en dat antimilitaristische strijd vanuit dat
argument dus toch een alles-omvattende strijd zou zijn. Ze kunnen immers
niet om het militarisme heen en dus blijft het antimilitarisme altijd
bedreigend. Daarom zou het ook de moeite waard zijn je er op dit moment
helemaal op toe te leggen. Dat is echter redeneren vanuit een ivoren
toren. De macht organiseert zich op alle niveaus, penetreert op alle
niveaus en dus moet de strijd ook op alle niveaus worden gevoerd.
Over
solidariteit en strijd en het onderdrukte deel van de wereld
Afgezien van de patriarchale verhoudingen in de derde wereld zelf, en
zonder het leven in de derde wereld te verheerlijken, kun je stellen dat
mensen daar (nog) veel dichter bij de productie van basislevensbehoeften
staan dan wij. Dat uit zich voornamelijk in de relatie tot de twee
belangrijkste productiemiddelen: de grond en het eigen lichaam. De
tegenstellingen man/vrouw, stad/platteland en vooral de tegenstelling
eerste/derde wereld maakt dat wij daar verder vanaf staan. Wat belangrijk
is voor de strijd is het besef dat het in de derde wereld meer gaat om
directe onderdrukking, dat die hier minder voelbaar is, maar dat daar voor
ons voornamelijk de vervreemding voor in de plaats is gekomen. Grofweg
valt die scheiding te maken, ook al is er in de derde wereld ook
vervreemding en ook hier veel directe onderdrukking, met name tegen
vrouwen. Die twee verschillende posities hebben gevolgen voor de strijd.
Het betekent dat gewapend verzet in de derde wereld een strijd is in
direct verband met de autonomie over basislevensbehoeften (afgezien van
het seksisme) en dat de strijd dat hier niet is. Het betekent dat wij
hier, meer dan hen, met onze strijd en ons hele leven, op alle niveaus
door de vervreemding moeten heen breken om zicht te kunnen krijgen op een
bevrijdend perspectief. Omdat de onderdrukking in de derde wereld
wezenlijk anders is dan de onze, kun je stellen dat directe
solidariteits-strijd ook niet helemaal klopt. Je loopt daarmee namelijk
het gevaar je te identificeren met hun cultuur, en hun directere relatie
tot basislevensbehoeften te romantiseren, en je te verplaatsen in hun
strijd die vaak veel overzichtelijker is. Je loopt dan het gevaar te
vluchten voor de vervreemding hier, zonder dat je er voor vecht om ook
hier een eigen niet-vervreemdende cultuur te krijgen. Je door de
vervreemding heen te vechten. Basislevensbehoeften, productie van en voor
het leven hier vorm te geven. Natuurlijk is het wel zo dat de situatie van
mensen in de derde wereld ontzettend inspirerend kan zijn door te ervaren
wat er nog over is van productiewijzen van en voor het leven, met name de
productiewijzen en omgangsvormen van vrouwen. Zolang dat maar niet tot
vervelende vormen van toerisme leidt. Solidariteit met de positie en/of de
strijd van mensen in de derde wereld is wel belangrijk maar nooit genoeg
als enige of belangrijkste motivatie voor verzet. Strijd die alleen
solidariteitstrijd is, zonder een breder politiek kader, heeft een wankele
basis voor continuïteit. Als onze eigen cultuur niet veranderd zal
bevrijding elders nooit verzekerd zijn. De (gewapende) strijd moet zich
dus met basislevensbehoeften bezig houden om niet net als het patriarchaat
lege gaten achter laten. Ten opzichte van de guerrilla (in de derde
wereld) lijkt dat soms een elitair standpunt maar toch is het
noodzakelijk. Hun strijd is onze strijd, toch moeten we haar voeren ieder
vanuit onze eigen situatie.
Over
voedsel en productie van en voor het leven
Voedsel is iets dat ergens groeit, het is een landbouwproduct. De
tegenstellingen tussen stad en platteland maar vooral ook de
internationale arbeidsdeling in de landbouw heeft geleid tot een situatie
waarin voedsel steeds meer als 'handelswaar' gezien wordt. Die
fundamentele vervreemding van iets dat in het dagelijks leven van iedereen
een grote plaats inneemt is in de geïndustrialiseerde landen heel sterk.
Voedsel en de productie daarvan is altijd in handen van vrouwen geweest.
In plaats van gewoon mee te doen aan de productie van voedsel op de manier
waarop vrouwen dat deden (of er eventueel voor te vechten dat ze dat
mochten), hebben mannen altijd geprobeerd vrouwen hun autonomie hierover
te ontnemen door er (destructieve) patriarchale productiemethoden en
verhoudingen tegenover te stellen. Het begon met de dwang dat vrouwen
grond moesten (of bleven) bewerken die bezit was (werd) van mannen. Dat
was de eerste stap om vrouwen te beroven van de autonomie over hun leven
en belangrijkste productiemiddel. Langzaam aan gingen mannen zich ook
inhoudelijk met de landbouw bemoeien, b.v. door de invoering van de ploeg,
een instrument dat je gebruikt als je de grond niet ziet als levende
materie, als een gesloten geheel met eigen processen. Ploeglandbouw is die
grond openscheuren en er alleen nog maar uithalen. Het is roofbouw plegen,
het is de grond doden, ontdoen van haar laatste krachten. Het heeft tot
gevolg dat er steeds meer en dieper geploegd moet worden. De gebieden waar
vroeger de oude culturen waren zijn nu dan ook woestijn. Steeds meer
patriarchale invloeden zijn daar in de loop der tijd nog bijgekomen:
chemicaliën (kunstmest, pesticiden), machines, monoculturen, tot en met
zelfs het ontsmetten van grond met stoom (gebeurd in kassen) of het telen
op steenwol. Patriarchale landbouw is niet gericht op de productie van
basislevensbehoeften zoals voedsel, vezelstoffen en hout maar op prestige,
macht en het monopoliseren van voedselvoorraden. Voor de derde wereld
betekent dat bijvoorbeeld het produceren voor de export, en hier het
omzetten van goedkope grondstoffen uit de derde wereld in luxeproducten
als vlees en melk, terwijl in Brazilië, waar de soja die onze koeien en
varkens vreten wordt verbouwd, een groot deel van de bevolking ondervoed
is. Nu de patriarchale landbouw binnen het internationale kapitalisme is
getrokken ondergaan ook veel mannen het lot dat vrouwen al veel langer
ondergaan. Ook veel kleine boeren(mannen) in de derde wereld bezitten geen
grond meer en zijn slachtoffer van landonteigening. Het bewustzijn rond
voedsel en landbouw hier, is belangrijk om de belangrijkste eis van vele
bevrijdingsbewegingen in de derde wereld te begrijpen: landhervorming.
Grond is een productiemiddel, het belangrijkste productiemiddel om te
kunnen leven. Landonteigening is een van de beste methoden om mensen in
(loon-)afhankelijkheidsrelaties te dwingen. Deze onteigening/ontworteling
is een voorwaarde voor de ontwikkeling van industrie, omdat voor
industriële verwerking de grondstoffen nodig zijn van een patriarchale
grootschalige machinale landbouw (de bio-input). En alleen grootschalige,
machinale en patriarchale landbouw/roofbouw maakt genoeg mensen landloos
om een proletariaat te kunnen doen ontstaan. Marx noemt dit het proces van
de 'primitieve accumulatie'. Onder anderen door dat woord primitief maar
ook op heel veel andere manieren, b.v. door de industrie te zien als DE
verhouding tussen mens (man) en natuur, verheft Marx de industriële
productie tot de belangrijkste vorm van productie. De totale
automatisering ziet hij dan ook als een van de middelen om het
proletariaat te bevrijden van kapitalistische onderdrukking (Grundrise).
Industrie en technologische ontwikkeling vormen in die visie de blauwdruk
voor bevrijding. Waar hij aan voorbij gaat is de productie die als
voorwaarde dient voor de industrie. Industrie is eigenlijk geen productie
maar slecht het verwerken van producten die elders al zijn geproduceerd,
op de enige plaats waar productie plaats vind, daar waar leven is. De
industriële revolutie was en is slechts mogelijk op basis van de
grondstoffen die in de landbouw zijn geproduceerd, voornamelijk door
vrouwen en in de derde wereld (b.v. katoen, rubber, vlas, cacao, koffie,
hout). De arbeid van vrouwen, de productie van en voor het leven, werd
door Marx en vele anderen over het hoofd gezien. Marx spreekt in een
uiteenzetting over accumulatie (in Das Kapital) wel uitvoerig over de
omzetting van linnen tot jas, maar zwijgt over de productie van het vlas
(linnen). Dat is geen toeval. De industriële revolutie is gebaseerd op de
onderdrukking van de derde wereld, (huis)vrouwen en het leven in het
algemeen. Hetzelfde geldt voor de proletarische revolutie. Het Marxisme
biedt geen anti-patriarchaal perspectief, is geen goede theorie voor
anti-imperialistische strijd die bijvoorbeeld niet seksistisch wil zijn of
tegen uitbuiting van de natuur is. Het zoeken naar basislevensbehoeften
betekent waar het gaat om voedsel: zoeken naar een manier van leven waarin
voedsel wordt geproduceerd en geconsumeerd en waarin die twee een directe
relatie met elkaar hebben zonder de tussenkomst van geld. Het betekent
niet dat iedereen de grond moet bewerken, maar wel dat er een samenleving
is waarin het bewustzijn over, en de relatie met voedselproductie een
essentiële plaats inneemt. Het is belangrijk dat de voedselproductie geen
aanspraak maakt op gronden in de derde wereld en op vreemde arbeid (van
vrouwen in de derde wereld). Het betekent een 'natuurlijke landbouw’ als
productiemethoden. De landbouwmethode ontwikkeld door Masanobu Fukuoka is
een methode die de natuur, het leven, laat produceren. Er wordt niet
geploegd of bemest, er worden geen machines gebruikt, de bodem is altijd
bedekt met planten en ligt nooit bloot, en de opbrengst is hoog genoeg om
iedereen op de wereld ruimschoots van voedsel te voorzien. Er worden geen
chemicaliën gebruikt en de erosie is tot een minimum teruggebracht.
Niet-onderdrukkende voedselproductie betekend een regionale organisatie
van landbouw (trouwens niet alleen voedselproductie, landbouw is meer), en
een consumptie die hiermee in overeenstemming is. Dat betekent in
praktische zin dat tropische producten (koffie) geen dagelijks onderdeel
uit kunnen maken van de consumptie en ook dat melk en vlees als luxe
gezien moeten worden en geen basisbestanddeel van onze voeding zouden
moeten zijn. Planten werpen vruchten af, planten produceren een surplus
aan voedingsstoffen, veel meer dan ze zelf nodig hebben om zich te kunnen
voortplanten of te overleven. Het eten van plantaardige voeding doet dus
niets af aan het leven, de bedoeling, het principe of de waarde van
planten. Voor sommige planten is gegeten worden juist een onderdeel van de
voortplanting. Bij dieren is dat anders. Misschien niet in alle gevallen,
maar zeker in de gevallen waarin de mens dieren opeet en gevangen houdt en
uitmelkt. Ten eerste zitten dieren i.t.t. planten niet vast aan de grond.
Dieren moeten dus vrij kunnen rondlopen (en meer: kunnen rondtrekken).
Verder is het zo dat dieren geen vruchten afwerpen op een manier die niet
ten koste gaat van hun eigen voortbestaan, op een manier waarop ze die
vruchten niet zelf nodig hebben (bont). Ze moeten er voor worden geslacht
(varkens en kalveren voor vlees) of zijn zo gefokt dat ze een surplus aan
melk geven die hen ongeschikt maakt voor een leven zonder mensen (ze
moeten gemolken worden), hen verplicht zich elke dag het lazarus te vreten
om hun eigen productie bij te kunnen houden (bij minder voedsel neemt bij
koeien niet eerst de melkproductie af maar eerst hun eigen
lichaamsgewicht, ze worden ziek) en hen dus dwingt in een
afhankelijkheidsrelatie met mensen. Conclusie: het houden van dieren met
als doel melk-, vlees- en bontproductie is alleen mogelijk binnen
patriarchale verhoudingen. Dit nog afgezien van de patriarchale
geschiedenis: die is nauw verbonden aan de productie van melk en vlees.
Over
kernenergie
Kernenergie is een van de grootste patriarchale dromen die
werkelijkheid zijn geworden. Wat is mooier voor het patriarchaat dan de
suggestie 'leven' te kunnen wekken uit dode materie. Om onafhankelijk van
het leven, zelf 'leven' te produceren. Om 'as en stof' tot leven te kunnen
wekken. Het ligt in het verlengde van de fascinatie voor techniek door
vooral mannen. Technieken waarmee dode materie tot leven komt, karakter
krijgt, spirit en dynamiek, zoals bij auto's. Het is de liefdesband van
vooral mannen met auto's, computers en ruimtevaart. Ruimtevaart, het
symbool van patriarchale productie, hier, in de S.U en in China, waarmee
je letterlijk kan uitstijgen boven het leven (de aarde leeft) en kan
reizen door het landschap van de dood. Kernenergie als de patriarchale
productie van 'leven' uit niets is de wonderbaarlijke
broodvermenigvuldiging van deze tijd. Het je boven de principes van het
leven stellen, namelijk het principe dat het alleen het leven zelf is dat
produceert, gaat ook hier niet ongestraft. Het as en stof is nog doder
gemaakt en veranderd in dodelijk radioactief afval. Het patriarchaat heeft
atoomenergie nodig om z'n ontwortelde leefwijze te kunnen voortzetten, z'n
energie-intensieve productiemethoden als de productie van kunststoffen, de
chemische en gemechaniseerde landbouw, het vervoer d.m.v. individueel
autobezit, de verkrachting van de nacht (met licht) en de productie van
wegwerpartikelen. Het patriarchaat heeft kernenergie nodig om z'n
internationaal opererende onderdrukkingsapparaat te kunnen voeden. In de
strijd tegen kernenergie zijn dat de zaken waar het om draait en niet een
of ander grootschalig alternatief. Het gaat om de aanval tegen een
energie-intensieve leefwijze. Vormen van energie productie waarvoor die
leefwijze niet ter discussie hoeft te worden gesteld zijn net zo
schadelijk. Het gaat om de strijd tegen industriële vormen van
elektriciteitsopwekking, tegen een leefwijze die afhankelijk is van
centralistische productiewijzen. Ook de grootschalige aanleg van
'productiebossen' voor brandhout is geen oplossing. We moeten toe naar
geïntegreerde vormen van energievoorziening. Bovendien is Shell reeds op
grote schaal bezig om in de derde wereld zulke bossen te exploiteren (o.a.
in Zuid-Afrika) en put daarmee de grond in de derde wereld nog verder uit.
Het gaat in de strijd tegen kernenergie dus om meer, om het zoeken naar
een echt andere leefwijze die past in een wereld zonder grootschalige
energieproductie. Met continuïteit en duurzaamheid heeft grootschalige
energieproductie niets te maken. Het laat alleen lege gaten achter in de
aarde. De aarde houdt dat niet vol. Het is de aarde die huilt zeggen de
indianen in de V.S. waar hun grond is uitgeroepen tot wingebied voor
uranium en steenkool.
Bevolkingspolitiek
Het zijn de grootschalige landonteigeningen in de derde wereld (die
gestimuleerd worden door het westen en de S.U.) die miljoenen mensen naar
de grote steden drijven. Die enorme opeenhoping van mensen vormt de
voedingsbodem voor de bevolkingspolitiek. De slachtoffers van het systeem
worden gezien als overtolligen en mogen zich dus niet verder voortplanten.
Op die manier worden miljoenen vrouwen in de derde wereld en buitenlandse
vrouwen hier, vaak zonder dat ze het weten gesteriliseerd. Juist het feit
dat mensen berooft zijn van hun productiemiddelen (grond) is de oorzaak
van een bevolkingsexplosie omdat het enige middel van bestaan dat
overblijft de arbeid van eigen kinderen is. Bevolkingspolitieke
maatregelen zijn een patriarchale oplossing die de oorzaak van de
overbevolking niet wegnemen. Wat bovendien een rol speelt is de aloude
patriarchale droom van mannen om vrouwen de autonomie over de
voortplanting uit handen te nemen, de productie van nieuw leven uit handen
te nemen, wat neer komt op het verstoren van de autonomie van vrouwen over
hun eigen lichaam. In iedere cultuur en in ieder tijdperk hebben mannen
dat gedaan. De sterilisatietechnologieën, de technologieën als pil en
spiraal, en de voortplantingstechnologieën die bedoeld zijn om rijke
witte vrouwen juist wel kinderen te laten krijgen (kunstmatige baarmoeder,
reageerbuisbevruchting en commercieel draagmoederschap =
embryotransplantatie), afhankelijk van een door mannen beheerste
technologie, is daar slechts een moderne voortzetting van. Het zijn de
technieken die vrouwen het vertrouwen in hun eigen lichaam nog verder
proberen te ontnemen. Ook hier speelt weer de patriarchale droomwens,
leven te kunnen maken met machines. De strijd tegen
voortplantingstechnologieën moeten zijn gekoppeld aan het zoeken naar een
manier van leven waarin moederschap niet automatisch betekent dat je met
handen en voeten aan een kind vastzit. En ook omgedraaid, dat leven met
kinderen, wonen met kinderen dus ook mogelijk is zonder zelf kinderen te
moeten nemen of te bezitten. Dat is het beste wapen in de strijd tegen de
argumenten van de voortplantingstechnologen die inspelen op de
geïsoleerde positie en onzekerheid van vrouwen. Het gaat om het creëren
van grotere leefeenheden. Ook op voortplantingstechnologieën zal wel weer
winst gemaakt worden. Vanuit anti-patriarchaal perspectief is dat echter
slechts een van de motieven waarom het gebeurd.
Over
genentechnologie
Genentechnologie is een bij uitstek patriarchaal instrument. Het is
het leven naar je hand willen zetten in plaats van je eigen plaats in het
geheel te leren begrijpen. Ook hier vind je weer de patriarchale logica om
alles wat heel is, om dat wat zich in miljoenen jaren heeft gevormd en dus
een enorme geschiedenis en waarheid in zich draagt, te slopen en volgens
de logica van het patriarchaat, van de HEERsenden, weer te rangschikken.
Genentechnologie wordt gebruikt om te kunnen concurreren met de productie
van en voor het leven. Voor de productie van surrogaten die ingezet worden
in de concurrentie. De aanmaak van plastic, van medisch gif, zaaigoed, en
biotechnologie voor de voedselverwerkende industrie.
Michèl
Post
Dit
artikel diende als discussiestuk (naast andere stukken van anderen) ter
voorbereiding van een congres over anti-imperialistische strijd. Dit
congres heeft plaatsgevonden in de zomer van 1986. Helaas kon ik daar
vanwege een reis door de Sovjet-Unie niet bij aanwezig zijn.
|
|
|